11 juli 1302: hoogtepunt uit de klassenstrijd in Vlaanderen
Het is het laatste decennium onder belgicistische historici, pseudohistorici en andere opiniemakers mode geworden om de slag bij Kortrijk van 11 juli 1302 af te doen als een fait divers. Een gebeurtenis die nauwelijks of geen blijvende sporen naliet in de geschiedenis van onze gewesten. Een gebeurtenis die tenietgedaan werd door wat voorgesteld wordt als de “nederlaag” in 1304 bij de Pevelenberg, die weliswaar een politieke nederlaag was maar geen militaire in termen van militaire slagkracht. 11 juli 1302 zou alleen in Brugge een impact gehad hebben, de impact van 11 juli 1302 zou zeker na het verdrag van Athis-sur-Orge in 1305 uitgewist geweest zijn, etc.
Dat alles werd reeds lang geleden “weerlegd”. We zetten weerlegd tussen aanhalingstekens omdat de vroegere historici die de bronnen bestudeerden complexloos tot de bevinding kwamen dat 11 juli 1302 een veel grotere impact had dan zij zelf voor mogelijk gehouden hadden. Eén van deze historici was de Antwerpse socialistische vrijzinnige historicus Frans Blockmans (1911-1962). In 1942 publiceerde hij het historische werkje “Gent tot omstreeks 1336, de voorbereiding van een groote tijd” bij De Nederlandsche Boekhandel. Hierin beschrijft hij in detail de directe en indirecte gevolgen van de overwinning van de partij van de Klauwaerts -een coalitie van de gilden van het textielproletariaat van de Vlaamse steden, en in hun zog de vrije boeren van westelijk Vlaanderen, met graaf Guy de Dampierre en zijn familie en een kleine minderheid van de Vlaamse adel – op de partij van de Leliaerts – de coalitie van de patricische families in de Vlaamse steden met de koning van Frankrijk Philippe IV “le Bel” en een grote meerderheid van de Vlaamse adel.
We citeren in extenso uit hogergenoemd werk. De tekst hebben we zoveel mogelijk naar moderne schrijfwijze overgezet.
‘Burgerdemocratie versterken’? Acht ingrijpendere suggesties dan de afschaffing van de opkomstplicht
De regering-Jambon heeft een voorontwerp van decreet klaar, dat – in uitvoering van het regeerakkoord – voorziet in de afschaffing van de opkomstplicht bij de gemeente- en de provincieraadsverkiezingen. In de pers wordt die afschaffing al voorgesteld als een voldongen feit – wat trouwens aantoont hoezeer de uitholling van de rol van het parlement in deze ‘parlementaire democratie’ door de journalistieke gilde als een vanzelfsprekendheid wordt gezien, en dus hoezeer onze pers tekortschiet in haar kritische functie.
Los van de discussie in hoeverre je je als politieke beweging louter moet focussen op electorale kwesties, valt er veel tegen dit plan in te brengen. Het voorstel gaat duidelijk uit van een liberaal wereldbeeld, waarin de mens louter een individu is die zich naar believen mag en kan losmaken van de gemeenschap. Je vraagt je af hoe dit te verzoenen valt met de conservatieve en personalistische visies die resp. de N-VA en de CD&V zeggen aan te hangen, alsook met het discours over “rechten waar plichten tegenover staan” dat zo vaak wordt afgestoken, voornamelijk dan wanneer het om werklozen en mensen met een recente migratieachtergrond gaat. Je kunt het ook bijzonder vinden dat er net maatregelen worden genomen die de participatiegraad en dus ook de legitimiteit van het lokale niveau naar beneden dreigen te halen, terwijl de participatie aan het Belgische en het EU-niveau in stand worden gehouden. En vervolgens is er natuurlijk de evidente opmerking dat dit de participatiegraad niet “met de kaasschaaf” naar beneden zal halen, maar dat net de personen wier stem in de maatschappij nu al minder doorklinkt (lagergeschoolden, …) ook de groep zal zijn die nog minder zal opdagen in het stemhokje.
Pagina 5 van 5