Het kan misschien vreemd lijken dat wij een boodschap ter gelegenheid van een nationale feestdag aanvangen door eventjes over de grenzen heen te kijken. Echter, wij menen dat daar dingen aan het gebeuren zijn die ook voor Vlaanderen van belang (kunnen) zijn.
De komende maanden zullen verschillende volkeren zich (met een verschillende graad van zekerheid) kunnen uitspreken over hun toekomst, of tenminste over het staatsverband waarin zij die toekomst willen vormgeven. Eerst komen de Schotten aan de beurt; zij zullen zich kunnen uitspreken over de heldere vraag “Moet Schotland een onafhankelijk land worden?” Ondanks de tegenwerking van Madrid, is het nog niet geheel uitgesloten dat de Catalanen, althans voor zover zij in het Principat wonen, op 9 november naar de stembus zullen trekken om twee knopen door te hakken: “Moet Catalonië een staat worden?” en “Zo ja, moet deze staat onafhankelijk zijn?” Het gegeven alleen al, dat de Spaanse regering, geleid door de zonen en kleinzonen van het franquistische regime en door een partij die daar nog steeds geen afstand heeft willen (en kunnen) nemen en van de geest ervan doordrongen is, alles aan het werk zet om de weg naar dit referendum te blokkeren, toont aan hoe onzeker zij is over de “goede” uitkomst ervan. Ten slotte lijkt het er op dat de Koerden in Zuid-Koerdistan gebruik zullen kunnen maken van de tweestrijd tussen het corrupte regime van Al-Maliki in Bagdad en de reactionairen van de zogenaamde Islamitische Staat om ook hun onafhankelijkheid, na een referendum, te grijpen – het klassieke verhaal van de derde hond en het been.
Uiteraard valt er het een en ander op te merken aan deze geplande referenda. Zo is het nog onduidelijk welke invloed de druk – zeg maar: chantagepogingen – van de Britse regering en het opgestoken vingertje van een aantal mediafiguren zal hebben op de beslissing van de Schotten. Madrid lijkt dan weer, zoals reeds aangegeven, niet van plan om het zelfbeschikkingsreferendum in Catalonië te laten doorgaan. Zuid-Koerdistan heeft reeds in 2005 voor zijn onafhankelijkheid gestemd, zonder dat dit het beoogde resultaat had. Dit toont aan dat het verre van zeker is dat er ook daadwerkelijk zal geluisterd worden naar de wil van het volk wanneer de politieke omstandigheden daar niet toe nopen.
Maar toch kunnen deze evoluties als positief worden beschouwd. Ten eerste omdat we zien hoe het initiatief zelf om tot referenda over te gaan een dynamiek teweeg lijkt te brengen in de 'publieke opinie' – dat zagen we in het bijzonder in Catalonië, toen verschillende gemeenten overgingen tot niet-officiële zelfbeschikkingsreferenda. Maar vooral omdat het belangrijkste niet zozeer is of de Schotten, de Catalanen en de Koerden nu wel of niet voor onafhankelijk gaan, dan wel dat ze de mogelijkheid krijgen – nee: grijpen – om daar zelf over te beslissen.
Dat recht om over de eigen toekomst te beschikken eisen wij, als zijnde een fundamenteel recht van elke natie, ook op voor Vlaanderen. En zelfbeschikking betekent niet alleen te kunnen beslissen over welke kleuren een vlag heeft, op welke tonen een groep sportende miljonairs moet playbacken tijdens een wereldbeker of over welke manier we beslissingen van de Europese cenakels, dat kluwen van bureaucraten en lobbyisten, het best uitvoeren. Dat gaat over hoe we onze economie willen organiseren, met respect voor mens en milieu. Dat gaat over hoe we onze openbare diensten willen beheren, over hoe we onze sociale bescherming willen uitbreiden, over hoe we onze cultuur en ons onderwijs kunnen ontwikkelen, en over welke rol wij zelf in de wereld willen spelen.
Er wordt al eens lacherig gedaan over de 19e-eeuwse romantiek die er met de 11-juli-vieringen wordt geassocieerd, over vlaggengezwaai, trommelgeroffel en de Franstalige graaf Gwijde ofte Guy. Uiteraard is het de taak van historici om nationale mythes te ontleden en in hun context te plaatsen. Maar de functie van dergelijke verhalen en dergelijke feestdagen is misschien niet zozeer de herdenking van een ver verleden, maar een richtingaanwijzer voor de toekomst die men wil vormgeven. En vanuit dat perspectief bekeken is het verhaal van de Gulden Sporen wel degelijk iets waar ook links zich aan kan optrekken: het is het verhaal van leden van een lagere stand, overigens verenigd in de vakbonden van hun tijd, die het waagden op te nemen tegen een arrogante hogere stand, in dienst van externe belangen. Is dat niet een symboliek die in de 21e eeuw op geen enkele manier aan belang heeft ingeboet?
Als V-SB hopen wij en streven wij ernaar dat Vlaanderen zich inschrijft in de antimondialiseringsstroom, die bij de laatste Europese verkiezingen ook ter linkerzijde duidelijk tot uiting is gekomen en die zijn weerklank heeft gevonden in taal van sociale bewegingen in het buitenland, niet het minst in Zuid-Amerika. Want het is slechts via de natiestaat dat de volkssoevereiniteit en dus de democratie tot hun recht kunnen komen.
Laten wij dus werk maken van een Vlaanderen waarin het volk het recht afdwingt een democratische controle uit te oefenen over de kernsectoren van de economie: energie, financiën, sociale diensten, transport... Laten wij werk maken van een Vlaanderen waarin niet de winsten van een aantal multinationale ondernemingen maar de creatie van volwaardige banen centraal staat. Laten we werk maken van een Vlaanderen waarin een sterke sociale zekerheid liefdadigheid overbodig maakt.