Recent publiceerde de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) een rapport over de knelpuntberoepen in Vlaanderen. Voor de VDAB zijn ‘knelpuntberoepen’ beroepen die te weinig kandidaten aantrekken. Het gaat om een tiental beroepen waarvoor in totaal veertigduizend betrekkingen beschikbaar zijn. In 2012 waren de tien voornaamste beroepen waarvoor geen kandidaten gevonden worden: schoonmaker (22.000), vertegenwoordiger (5382), kelner (3.944), medewerker contactcenter (3.533), opvoeder (2.085), televerkoper (1.021), dakdekker (893), buschauffeur (449), stukadoor (396) en vleesbewerker (114). De VDAB onderscheidt drie soorten beroepen waarvoor er te weinig kandidaten zijn: gebrek aan afgestudeerden (verpleging, ingenieurs), te weinig beschikbare vakbekwame kandidaten (boekhouders of koks), en een derde groep beroepen slaagt er niet in kandidaten te bekoren omdat de arbeidsomstandigheden slecht zijn. Het gaat volgens de VDAB om beroepen met een laag loon, ongezonde en zware werkomstandigheden, met veel stress, weekend- en avondwerk. Bij de opvoeders is werken met geplaatste of gehandicapte jongeren fysiek zwaar met veel stress, nachtwerk. Volgens de VDAB compenseert het loon de extra verantwoordelijkheid en werkstress niet. Telefonische klantenondersteuning gaat gepaard met veel stress, avondwerk, lage lonen. Een vertegenwoordiger werkt met een onzekere verloning in functie van de verkoopcijfers en de stress. Chauffeurs van een toerismebus zijn vaak en lang afwezig, en worden onvoldoende betaald. Stukadoors en dakbewerkers hebben fysiek zware jobs, in ongemakkelijke houdingen, met grote risico’s op arbeidsongevallen. Een slachter/ vleesbewerker heeft fysiek zware arbeid, en start bovendien elke dag om vijf uur ’s morgens. Een kelner moet over heel wat sociale en communicatieve vaardigheden beschikken, de werkuren zijn onvoorspelbaar en laat en de verloning is laag. Een schoonmaker heeft kennis van machines en producten nodig en werkt ’s avonds (?) als de kantoren leeg zijn tegen een laag loon.
De VDAB legt de vinger op de wonde van deze jobs in vnl. de dienstensector. Maar dat is niet genoeg. Het is een symptoom van een systeemcrisis. Het is het failliet van de 'vrije markt' waarin menselijke arbeid louter koopwaar is geworden, de arbeid een ‘kost’ die zo laag mogelijk moet gehouden worden om de winsten te maximaliseren. De neerwaartse druk op de loon- en werkvoorwaarden wordt daarenboven aangemoedigd door de import van loonslaven uit de Oost-Europese landen. Dat loonslavernij in deze zogenaamde knelpuntberoepen zeer ver gaat leren ons de praktijken in de vleesindustrie. De werkomstandigheden bv. in de Duitse vleesindustrie zijn hallucinant. Zo leerde ons een reportage van de Duitse televisiezender ARD (waaraan de VRT aandacht besteedde in maart jl.). Oost-Europese arbeiders worden, om de bittere armoede in hun land te ontvluchten, door smokkelaars naar Duitsland gelokt met de belofte dat ze daar 1.200 euro per maand zullen verdienen, terwijl ze in feite 400 tot 700 euro zullen ontvangen. Ze leven in kazernes van chalets, kampeerwagens, achter prikkeldraad, zonder dat ze buiten mogen, bewaakt door privémilities. De milities, zware jongens met kale koppen in zwarte kledij, verstoppen hun sympathieën voor nazisme en fascisme niet. Ze behandelen de loonslaven als ‘Untermenschen’. Het doet denken aan de enge dagen van de jaren dertig in Duitsland. Het is slechts na de reportage van de ARD, die veel ophef maakte, dat de sociale inspectie in beweging kwam. Herinner u de onderzoeksjournalist Günter Walraff die undercover ging werken in de Lidl, en het pakjesbedrijf GLS, waar de uitbuiting van de werknemers op de spits gedreven wordt.. Ook bij ons komen wantoestanden voor en niet alleen in de vleesindustrie. Illegale werknemers in de bouw die gedumpt worden in de gracht als zwerfvuil omdat ze een zwaar arbeidsongeval hadden. Zij het dat ze gemilderd worden door het wettelijk minimumloon dat in Duitsland niet bestaat (en door de reportage een item geworden is in de komende verkiezingscampagne in Duitsland).
Wat in het debat over de loonkosten stoort is, dat de bazen spreken over loonkosten alsof zij die uit eigen zak betalen, terwijl ze een deel van de meerwaarde zijn die gerealiseerd wordt door de arbeidskrachten en als indirect loon moet beschouwd worden voor de sociale zekerheid van de werknemers. Daarenboven rekent het patronaat de loonkosten door in de prijs die aan de consument gevraagd wordt. Knelpuntberoepen zijn potentieel mooie beroepen die in het huidige regime van de vrije markt gedegradeerd worden tot afstotelijke bezigheden. In naam van groei en concurrentie wordt een massaal reserveleger van goedkope loonslaven gecreëerd. De aandelenkoersen van bedrijven stijgen als ze een sociaal bloedbad aanrichten. De wereld op zijn kop. Hoog tijd dus dat er een grondige systeemverandering komt in de wijze waarop arbeidsplaatsen toegekend worden. De 'arbeidsmarkt' van vraag en aanbod voor de goedkoopste en meest uitgebuite werknemers moet verdwijnen. Factoren van duurzaamheid, sociaal nut van de jobs, inspraak van de werknemers en uiteraard een leefbaar loon en sociale zekerheid moeten de basisuitgangspunten zijn en niet het winstbejag van aandeelhouders. De zogenaamde 'vrijemarkteconomie' blokkeert de sociale en culturele vooruitgang van mens en maatschappij. Vakbonden en overheid moeten beginnen de quasi soevereiniteit van het patronaat over wie mag werken en tegen welke omstandigheden 'de vrije arbeidsmarkt', aan banden leggen. Het belang van werknemers die rijkdom creëren en de maatschappij is het uitgangspunt. Het is in sommige 'knelpunt'-beroepen alsof we terug geworpen worden in de 19e eeuw. Met dank aan de Europese Unie, het vrij verkeer van mensensmokkelaars en criminelen en de politieke klasse die dit alles gedoogt en er zelfs het wettelijke kader voor creëert.