In het boek “Drang naar het Oosten”(*) maakt historicus Frank Seberechts korte metten met het collaboratieverhaal van de “Vlaamse idealisten die in het Oostfront het goddeloze communisme van de Sovjet-Unie gingen bestrijden, maar geen misdaden pleegden”. Aan dit verhaaltje maakt de historicus een einde. Frank Seberechts, zelfs afkomstig uit de Vlaamse Beweging, kon tijdens zijn omvangrijk onderzoek niet anders dan de bloedige werkelijkheid onder ogen zien.

 

Oostfrontstrijders waren voor alle duidelijkheid geen exclusief Vlaams fenomeen. Frank Seberechts: “Ik wilde met mijn boek achterhalen wat zich precies aan het oostfront heeft afgespeeld. Daar bestond bij ons nog geen wetenschappelijk werk over. In Nederland en Scandinavië hebben historici uitgezocht dat Nederlanders, Denen, en Noren misdaden hebben begaan tegen de Joden en de Russische burgers. Het zou vreemd zijn als de Vlaamse Oostfronters dat niet hadden gedaan. In de wereld heb je drie plaatsen waar de collaboratie expliciet wordt goedgepraat: de Baltische staten, Kroatië en Vlaanderen.

Orgie van oorlogsmisdaden

In Vlaanderen bestond de kern van Vlaamse Oostfronters (samen met Nederlanders) uit een 10.000 vrijwilligers van het Vlaams Legioen, vanaf 1943 omgevormd tot SS-Sturmbrigade Langemarck. Daarnaast waren er 4.000 landgenoten actief in de Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps (NSKK) dat vervoersopdrachten uitvoerde. Ook werkten er zowat 3.000 Vlamingen voor de Organization Todt (OT), een groep voor militaire infrastructuurwerken. Nog duizenden andere Vlamingen dienden in zowat alle eenheden van het Duitse leger. In totaal waren er ongeveer 20.000 Vlamingen actief betrokken bij directe of indirecte militaire operaties, de moorden op joden, partizanen, mannen en vrouwen aan het Oostfront. De auteur plakt er Vlaamse namen op. Frank Seberechts schetst in het boek een reeks voorbeelden waarin Vlaamse Oostfronters actief betrokken waren bij de oorlogsgruwel.

Zo werden ze vanaf het najaar van 1941 daadwerkelijk ingezet aan het front bij Leningrad. Deze stad moest volgens Hitler van de aardbodem verdwijnen samen met de bevolking, die werd uitgehongerd. Het werd een strijd op leven en dood. Marcel Behaegel schrijft zijn ouders hoe zijn eenheid ingekwartierd werd in een dorp “dat we moesten beschermen tegen de mogelijke aanvallen van Russen. De eerste dag dat we toekwamen maakten we 9 krijgsgevangenen die gefusilleerd werden.” Vlaamse Oostfronters keken niet op een oorlogsmisdaad min of meer. Gewonde Russische soldaten werden zonder pardon afgemaakt. Jozef Lemaire legde aan zijn ouders uit waarom dat nodig was. ”Vinden we er (= Russische soldaten) die zijn blijven liggen, een knal en een steek (met de bajonet red.) en ’t is uit met hen. Anders schieten die zwijnen u in den rug of zooiets. Om zoo iets te zien moet je wel hard zijn. In het begin was het voor mij ook erg, maar ‘k ben het te boven gekomen.Zo mogelijk nog brutaler werd er opgetreden tegen Russische partizanen die achter de linies de Duitse veroveraars en hun hulptroepen in de rug aanvallen. Albert van den Abeele schreef op 23 november 1941 naar zijn familie in Vlaanderen: “We zagen in een boom 2 jonge opgehangen Russen bengelen. Het waren de eerste en ook wel niet de laatste. Blauw, grauw en stijf van de koude hingen ze daar. Hun benen waren samengebonden. Ze waren mager. Op hun borst hing een beschreven karton. Ja, men is hier niet gemakkelijk met die aziatische vagebonden die Europa en ook wel ons duurbaar Vlaanderen als een vloed zouden overstroomd hebben”. Josephus van Sweefelt, een SK-OT-er (Schutzkorf-Organisation Todt), vertelde in 1943 hoe honderden Russische vrouwen en mannen werden opgehangen en dat hij zelf deelnam aan die terechtstellingen.

Jodenhaat

In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, had de Holocaust geen geheimen voor de Oostfronters. Er zijn voor de auteur allerlei overtuigende getuigenissen van verwijzingen naar ‘jodenkampen’. Oorlogscorrespondent Frans Van Immerseel tekende in het tijdschrift de SS Man portretten van mensen die hij in Rusland ontmoette. Naast de tekening van een armoedige man met verwarde haren en lange baard stond: “Een mensch? Neen, een oostjood!” Als oorlogsverslaggever van de SS bezocht Oswald Van Ooteghem, later parlementslid voor de Volksunie, het getto van Lviv. In zijn verslag in de SS Man schreef hij: “De Joden zijn god- zij- dank in ghetto’s samengebracht zoodat uitroeien van hun invloed en streken ook langzaam maar zeker voorwaarts gaat”. Waffen-SS-er August Buyl schreef in een lezersbrief naar Volksche Aanval, het blad van de antisemitische club Volksverwering: “We hebben hier in de laatste weken een heel deel Joden weggeknipst. Eersten zijn er toch teveel, en tweedens moeten we plaats maken voor de ‘Vlaamsche’ Joden. Een aantal Vlaamse Oostfronters werd ingeschakeld in de bewaking van concentratiekampen. De auteur stootte in het Duitse Bundesarchiv op een aantal steekkaarten van Vlaamse kampbewakers van Auschwitz, waaronder Jozef Kaufman van Schaarbeek. August Buyl hielp in het voorjaar van 1944 bij geneeskundige proeven op gevangenen. Vraag van de auteur: Was hij misschien assistent van de Luikse SS-arts Hans Delmotte, die toen in Auschwitz wetenschappelijk onderzoek voerde naar vlektyfus en daarvoor honderden gevangenen doodde?

Witte ridders?

In het algemeen was de Vlaamse pers vrij discreet over het nieuwe boek van F. Seberechts. Behalve in het weekblad Knack (23 januari jl.) en Humo (22 januari jl.). Het is typisch voor het Vlaanderen van vandaag, waar kleinburgerlijk Vlaanderen de kunst verstaat om ongemakkelijke waarheden weg te moffelen en te doen alsof ze niet bestaan: dat geldt voor het Oostfrontverleden, maar ook in bijv. de actuele dossiers zoals de huizenhoge armoede voor honderdduizenden Vlamingen, de voedselbanken, de woningnood, … “De Vlaamse Oostfronters waren geen witte ridders die een nobele strijd voerden voor het Vlaamse vaderland, voor de bloei van kerk en godsdienst, tegen het vermaledijde communisme. Oostfronters namen deel aan alle aspecten van de vernietigingsoorlog die de nazi’s tussen 1939-1945 voerden in Oost- en Centraal Europa”. De schrijver laat niks geheel van de Oostfronter als “nobele idealist”. Hij verwijst bijv. naar tientallen Vlamingen en enkele Franstalige Belgen die deelnamen aan het drama van het zeeplaatsje Palmnicken, nu Pools. Daarbij zijn 2.500 Joden op dodentocht gestuurd langs de Oostzee, omdat zij de kampen moesten verlaten voor het oprukkende Rode Leger. Wie de tocht overleefde, werd met kogelsalvo’s de ijskoude zee ingejaagd en stierf. De schrijver verwijt de Vlaamse collaboratiekringen de rollen te hebben omgedraaid. Ze draaiden de slachtofferrol om. De witte ridder moest zich verdedigen tegen de gore Russische partizanen. Frank Sebrechts: “Terwijl je natuurlijk moet afvragen: wat zaten ze daar (red. 2-3000 km van huis) te doen?

Mislukte kolonisatie

De oostelijke gebieden moesten niet alleen vernietigd worden, maar ook van nul worden opgebouwd als kolonies van het Duitse rijk. “Lebensraum” was het centrale ordewoord na de verovering van de immense gebieden. Hilaire De Vos schreef hierover in De SS Man op 22 november 1941: “Door de wereldomvattende zegepralen in het oosten van dit jaar 1941 heef het lotsbestel onzen Führer Adolf Hitler de in duizend jaren slechts éénmaal voorkomende gelegenheid geschonken den sedert eeuwen ingezette “Drang nach Osten” een bekroning te geven zoals de stoutste Rijksbouwers er nooit een hadden durven droomen. De groote taak van het Rijk is door de eeuwen steeds geweest: onze Duitsche levensruimte naar het Oosten uit te breiden. We stikken geestelijk en lichamelijk in onze petieterige landjes. Sluit ons niet op achter kunstmatige grenzen. Alleen het bloed beveelt…de grote trek vangt weer aan. Wij neen deel aan de eeuwige ordeningstaak van het Rijk.” Nadat de gebieden gezuiverd werden van Joden en Slaven moest dus een kolonie uit de grond gestampt worden in een uitgestrekt gebied. En dit in de ruwste koloniale stijl. België had de nazi’s niet nodig om in Congo de zwarten te onderdrukken, te verminken en uit te moorden (cf. de schitterende VRT-uitzending “Kinderen van de Kolonie). De oorspronkelijke bewoners in de veroverde gebieden van Oost-Europa werden hoogstens als slaven ingezet. De Vlaamse Oostfrontstrijders traden in het Oosten op als de kolonialen in Congo. De Slavische bevolking werd er ook als minderwaardig beschouwd, die je straffeloos kon mishandelen, verminken en vermoorden.

Van de 'Germaanse' kolonisatie kwam echter niet veel in huis. Werknemers, zelfstandigen, ondernemers en boeren in Vlaanderen werden door Hitler gelokt met aantrekkelijke voorstellen, maar waren moeilijk te vinden om zich in het Oosten te vestigen en het avontuur aan te gaan. Wat meespeelde: de oorlogskansen keerden vrij snel waardoor er nog minder animo was. Het duizendjarige rijk van Hitler in het Oosten zou voor een andere keer zijn.

De zwar(t)e erfenis in Vlaanderen

In de loop der jaren is de flamingant Frank Sebrechts naar zijn zeggen ook anders gaan aankijken tegen de “onrechtvaardigheid van de repressie, die jarenlang zorgvuldig werd gecultiveerd als bewijs van de verknechting van Vlaanderen door België. F. Sebrechts: “Uit wetenschappelijk onderzoek is intussen gebleken dat die veel minder onrechtvaardig was dan in Vlaams-nationalistische kringen wordt aangenomen. Veel Vlamingen, stonden in de oorlog aan de foute kant.”

Het vernietigings- en kolonisatieavontuur van de nazi’s ging letterlijk in rook op. Vele Oostfronters hadden spijt, niet van hun misdaden, maar van het feit dat ze de oorlog verloren hadden. Vlaamse Oostfrontstrijders sneuvelden of kwamen verminkt en gebroken terug, overleden voortijdig of pleegden zelfmoord. In de Koude Oorlog erna namen zij of soms hun kinderen hun plaats terug in, in het Oostfront, nu als propagandaoorlog met het Vlaams Oost-Europeaan Komitee (VOEKO) of in colleges waar Werenfried Van Straaten, alias de "spekpater" zijn koudeoorlogsspeechen kon geven (Bruno De Wever gaf openlijk toe in het VRT-programma “Alleen Elvis blijft bestaan” (2013) dat hij geheime missies naar Moskou uitvoerde). In het VRT-programma“Kinderen van de collaboratie”(2018), namen de meesten afstand van de ontsporing van hun ouders. Toch kwamen er nog een aantal van de “noyeau dur” aan het woord, met o.m. dhr. Jan Tollenaere die in volle uitzending de Joden nog altijd parasieten noemt . Er is ook het boek van Kristien Hemmerechts met “Het verdriet van Vlaanderen” (Uitgeverij De Geus, 2019, 352 blz.), waarin de broers Hein en Toon Van den Brempt aan bod komen, wier vader een SS- er was. De verzamelbak van de “noyeau dur” was het Sint-Maartensfonds. Een Toon Van Overstraeten (overleden, voormalig senator van de Volksunie) stelde duidelijk dat wat zij gedaan hadden verkeerd was. Als je de binnenlandse collaboratie in rekening neemt (niet alleen het Vlaams nationalisme maar de Leo Delwaides (CVP) en de Hendrik De Mans (BSP) van de traditionele partijen) plus de Vlaamsnationale Oostfrontstrijders, dan mag je zeggen dat heel Vlaanderen doordrenkt is van de erfenis van de collaboratie. Van directe daden tot aanhanger van geheel of gedeeltelijk het ideologische verhaal. Met straatnamen erbij naar priester Cyriel Verschaeve bijv.

In die context moet het dan ook niet verwonderen dat Frank Seberechts vaststelt dat we: “In Vlaanderen geen enkele cultuur hebben om het verzet te herdenken, laat staan er waardering voor hebben. Geen kip kent de namen van verzetsstrijders als Louis Van Brussel, Marcel Louette.” Of een Jef Van Extergem, Albert De Coninck, Bert van Hoorick.     

(*) Drang naar het Oosten, Vlaamse soldaten en kolonisten aan het oostfront. Frank Seberechts, 324 blz. Uitgeverij Polis ( Pelckmans uitgevers nv, www.pelckmansuitgevers.be),2019.