Het verhaal van de groene economie suggereert volgens de auteurs (*) dat de klimaatproblematiek louter een economisch en technisch probleem is, dat via de juiste aanpak kan worden opgelost. Zo wordt het maatschappelijke en politieke vraagstuk van de klimaat-verandering aan het zicht onttrokken. Dat proberen de auteurs van het boek aan te tonen.

De auteurs stellen zich de vraag naar de mogelijkheden van een groen kapitalisme, gesymboliseerd in Al Gore, de voormalige vice - president van de VSA. De auteurs spreken over de Green Deal. Het is een verwijzing naar de New Deal van VSA- president Franklin Roosevelt in de jaren dertig van vorige eeuw waar de loonstijgingen en de uitbouw van de sociale zekerheid in de VS in zekere zin de motor waren van een nieuwe groeidynamiek van het kapitaal. Dat lijkt volgens de auteurs de inzet te zijn voor de “groene economie”. “Waar in de 20e eeuw werd getracht het verzet van de arbeidersbeweging met hun looneisen aan te wenden voor een nieuwe boost van kapitaalsaccumulatie, wordt nu gepoogd de ecologische strijd die de facto ingaat tegen de groeilogica van het kapitaal, om te draaien ten voordele van een nieuw regime van kapitaalsaccumulatie”.(blz. 121)

Volgens de auteurs gaat het in het ‘groene kapitalisme’ om drie basisingrediënten. Het eerste is het geloof in allerlei nieuwe technolo-gieën, de bijsturing van de marktprijzen en de eigendomsrechten (privatisering van de natuur). De emissiehandel is het belangrijkste en volgens de auteurs het gevaarlijkste voorbeeld van de onderwerping van de milieuvervuiling aan marktmechanismen. De emissiehandel is een snelgroeiende markt met een totale waarde van 176 miljard dollar in 2011. De kans is groot dat groene kapitalisten zullen trachten de daling van de winstvoeten te compenseren door verdere loonmatiging. Dit zal de strijd tegen klimaatverandering niet populairder maken bij de bevolking. De mogelijke toename van de prijzen voor de levensnoodzakelijke basisproducten zal dit alles nog ingewikkelder maken. De kosten voor energie, voedingsmiddelen, grond en huisvesting dreigen de komende jaren fors te stijgen. De belangrijkste meerwaarde van dit boek (mede geïnspireerd op een Gramsciaans marxistisch analysekader), is het koppelen van de milieukwesties aan de maatschappelijke en politieke vraagstukken in de samenleving. In het deel veranderen zonder te veranderen” wordt in het boek ingegaan op de mechanismen waarbij alles verwacht wordt van nieuwe technologieën met daarover de saus van ” verantwoord ondernemen”. In dat kader past de keuze voor kernenergie, voedsel als brandstof, bedrijven die zich onttrekken aan overheidsingrijpen (via de recyclage-industrie), duurzame consumptie (verlicht consumentisme, lifestylebeurzen,…). En last but not least het mikken op individuele gedragsverandering. Hoe belangrijk ook, het risico van campagnes voor individuele gedragsverandering is dat ze kritische energie wegvoeren van waar ze echt naartoe zou moeten gaan: de strijd voor sociale en politieke verandering. Individuele gedragsverandering op zich is niet verkeerd. Eigenlijk hangt heel veel af welke betekenis eraan wordt gegeven, en binnen welk strategisch kader”, aldus de auteurs. Hierop aansluitend wordt ingegaan op de verhouding tussen sociale rechtvaardigheid en de ecologische transitie. Aan sociale rechtvaardigheid is een strategische inzet verbonden. Eigenlijk is het eenvoudig zeggen de schrijvers. Als een streven naar duurzame veranderingen niet gepaard gaat met een massale herverdeling van rijk naar arm, en meer sociale rechtvaardigheid, dan wordt het onmogelijk om een meerderheid te vinden bij de werkende bevolking en ze te betrekken in een dergelijk veranderingsproces. Als ecologische transitie betekent dat het gros van de mensen extra moet betalen en de buikriem moet aanhalen terwijl de bovenklasse verder gaat met haar decadente en vaak vervuilende levenswijze, dan zijn we eraan voor de moeite. Dè uitdaging is hoe sociale en ecologische kwesties met elkaar verbinden? Ze hangen samen met één en hetzelfde maatschappelijk systeem.(blz. 269).

De dominante ideologie probeert het ecologisch vraagstuk in het carcan van het heersende systeem te duwen. Dit boek analyseert ecologische oplossingen gekoppeld aan problemen van sociale rechtvaardigheid en het overheidsoptreden in die richting. Dat laatste is o.i. meteen de zwakste schakel in het boek. Er wordt vaak – en terecht - gesproken over de reguleringsopdracht van de overheid. Impliciet wordt in het boek aanvaard dat de ecologische oplossingen grensoverschrijdend moeten gevonden worden en wordt er verwezen naar de Europese Unie. Natuurlijk zijn milieuproblemen vaak grensoverschrijdend. Maar daarom mag men het belang nog niet weggommen van de rol die de nationale staten spelen en de bovenstatelijke samenwerking (wat iets anders is dan de EU-superstaat in wording). Het is net zoals met de huidige sociaal- economische crisis. Ze is grensoverschrijdend, maar het theater, de arena van de sociale strijd is de natie, de nationale staat. We denken dat dit ook in grote mate geldt voor de ecologische transitie. Denk bijv. aan de beslissing van Duitsland om op grote schaal in te zetten op duurzame energie onder druk van een progressieve sociale beweging, of een slechter voorbeeld: Frankrijk dat massaal heeft ingezet op de kernenergie. Nationale staten kunnen inzetten op bijv. het vrijwaren van grote natuurgebieden om grondspeculanten en projectontwikkelaars de pas af te snijden. De Vlaamse regering en de naoorlogse politieke klasse heeft op vele terreinen in Vlaanderen een rampbeleid gevoerd: op zowat 35 jaar tijd is de bebouwde oppervlakte van 7% in de jaren zeventig toegenomen tot zowat 20% van de oppervlakte vandaag (lintbebouwing, te grote verharde oppervlakten, bouwen in te laag geleden gebieden…) waardoor Vlaanderen stilaan onleefbaar is geworden. Of bijv. het ondermaats aanwezig zijn van bosgebieden, onder het Europese gemiddelde, of de schrijnende onderbenutting van onze waterwegen voor goederentransport,…

Het boek is een aanrader. Het is een basiswerk voor elk links ecologisch project. Het nodigt uit om een vervolg eraan te breien waarin de kosten en baten van het Vlaamse milieubeleid uit de doeken wordt gedaan (recente groene stroomcertificaten voor zonnepanelen, subsidiesystemen voor energiezuinige woningen, de schandelijke liquidatie van een dorp zoals Doel,…).

 

Miel Dullaert

 

(*) De mythe van de groene economie, Anneleen Kenis en Matthias Lievens, resp. Lic. Psychologie en Master in duurzame ontwikkeling (KUL), en M. Lievens, lic. Culturele antropologie, Dr. Politieke filosofie(KUL), Epo-uitgeverij, 336 blz., 2012.o-uitgeverij, 336 blz., 2012.