In sneltreinvaart komen de veranderingen op ons af in Vlaanderen. Tot nu toe was er geen enkele maatschappelijke of politieke kracht van rechts of links bereid of bekwaam het machtige ACW uit te dagen. Nu, voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis wordt het ACW, koepel van de christelijke vakbond , mutualiteit,… door een Vlaamse politiek partij beschuldigd van fiscale fraude, misbruik van vennootschapsgoederen, valsheid in geschrifte. Het ACW ontkent. In wat volgt een aantal beschouwingen.

De christelijke arbeidersbeweging heeft gedurende de voorbije honderd jaar een belangrijke rol gespeeld. Deze beweging is voor een groot deel ook de geschiedenis van honderd jaar Vlaanderen. Ter herinnering. De Kerk, nauw vervlecht met het Belgische, francofone regime, richtte in de 19e eeuw de christelijke arbeidersbeweging op als dam tegen het opkomende socialisme. De Kerk beschikte daarvoor over intellectuelen in het omvangrijke korps van kloosterlingen en pastoors. De beweging ontbrak het niet aan enig cynisme als ze recepten van de “vijand” gebruikte om de groei van het organisatorisch socialisme te blokkeren. Tegelijk leverde ze daarmee een belangrijke bijdrage aan de opbouw van de eigen organisatie en de welvaartsstaat in Vlaanderen. Die onderstroom liep door tot in de twintigste eeuw. Na de tweede wereldoorlog werd onder impuls van de top w.o. de heren priester- kanunnik A. Brys en P.W Segers (congres mei 1949) gesteld dat een breed politiek katholiek front moest gevormd worden als dam tegen het communisme. “Het enig verweermiddel daartegen ligt in een sociaal progressieve politiek”. (cfr. Voor Kerk en Werk, 1985). De extreem- rechtse ontsporing van de Vlaamse beweging maakte het de leiders van de christelijke arbeidersbeweging niet moeilijk hun achterban in het belgicistische spoor te houden. Herinneren we eraan dat de door de nazi’s in bezet België opgerichte vakbond, de Unie van Hand en Geestesarbeiders (UVHG), aanvankelijk de steun kreeg van de vakbondsleiders van ACV (o.m. Gust Cool), BVV (latere ABVV, o.m. Hendrik De Man) die opportunistisch afhaakten zodra de zege van de Duitsers onzeker werd. De christelijke arbeidersbeweging nestelde zich na de oorlog verder in het Belgische regime. Zo kon het regime via het ACW ook zijn tentakels uitstrekken tot in de verste dorpen en steden van Vlaanderen waarin volkswelvaart (zie boven P.W. Segers) gekoppeld werd aan integratie in de Belgische netwerken van sociaal overleg,...

De CVP werd zo in Vlaanderen niet alleen als anti- linkse kracht ingebed in de Atlantische constructie o.l.v. de VSA, maar ze werd ook dé politieke kracht die de groei van een Vlaamse natie naar een Vlaamse staat in de tweede helft van de 20e eeuw heeft tegengehouden door Vlaamse ontvoogdingsstrijd te helpen verdrinken in een onontwarbaar kluwen van staatshervormingen. J.P. Rondas in zijn essay “De hulpelozen van de macht”(2012): “De gebroeders Daens stonden rond 1900 mee aan het begin van een ruimere christendemocratische beweging, die toen tegen de hyperkapitalistische katholieke partij van Charles Woeste was gericht. Wij daarentegen maken in 2012, zo vrees ik, het einde van deze Vlaamse christendemocratie mee. In blinde negatie van het kiespubliek heeft ze sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, de verkeerde keuzes gemaakt door in de feiten partij te kiezen voor de twee tendensen die ze had moeten bestrijden, het liberalisme en het reactionaire belgicisme”.  

Nochtans waren spontane Vlaamse reflexen bij de ACW- achterban aanwezig en bij “les petits vicaires”. Denk aan de Daensistische beweging, maar ook erbuiten. In Brussel bijv. waren christelijke arbeidersbonden centra van Vlaams cultuurleven in een hoofdstad. De christelijke arbeiderscentrale in de Brusselse Pletinckxstraat wordt (ondermeer) de zetel van de toneelwerking van priester Jan Beernaerts en van het Vlaamse volkstoneel in Brussel. Op politiek vlak kwam de christendemocratie in het arrondissement Brussel onder stuwing van de Lakense onderpastoor Jozef Cardijn, de stichter van de kajottersbeweging, met een Christelijke Volkspartij op tegen de Franstalige katholieke partij, enz. Na de oorlog werd de vakbondscentrale van het ACV, de Landelijke Bediendevakbond (LBC) een centrale waar Vlaamse reflexen aanwezig waren.

Ondanks de druk van clerus en de top kwamen aan de basis van de christelijke arbeidersbeweging na de oorlog ook socialistische inzichten tot uitdrukking. Op de bedrijfsvloer waren er contacten tussen syndicale militanten van allerlei kleur en samenwerking was geboden om sociale vooruitgang af te dwingen. Kanunnik A. Brys stelde dat één van de hoofdopdrachten was de “christelijke deproletarisatie waarbij men de arbeider de burgerlijke cultuurpatronen aanreikte als ideale levenswijze”. De reactie daarop, vooral vanuit de socio- culturele vereniging KWB, inspireerde zich op het marxisme, de bevrijdingstheologie, en gebruikte het socialistisch zelfbestuur- experiment in Joegoslavië als een referentiepunt. De discussies in de KWB werden bekroond met een voor het ACW revolutionair document “Manifest over de hervorming van de onderneming” (1964) waarin de kapitalistische structuur van het bedrijfsleven in vraag werd gesteld.

De Vlaams bewuste én vaak tegelijk linkse stromingen in het ACW bleven zwak. Te zwak om te verhinderen dat fundamentele keuzes van de top over de aanwending van de miljarden spaargelden van de honderdduizenden ACW- leden de verkeerde richting uitgingen. Nochtans waren er positieve ervaringen in de jaren dertig toen de coöperatieve Spaarbank van Christelijke Werklieden (1925 opgericht) onder het motto “arbeidersgeld in eigen hand houden”, met een voorzichtig beleggingsbeleid de crash van Wall Street in 1929 overleefde.

De ACW-top draagt een verpletterende verantwoordelijk voor het financiële failliet. Er is ook de vraag ook hoe het komt dat de top zoveel speelruimte heeft tegenover de ‘basis’ van de arbeidersbeweging met de duizenden verantwoordelijken lokaal en gewestelijk zowel in de vakbond, de mutualiteit, bij gepensioneerden en bij jongeren. Hoewel er genoeg congresteksten zijn die het kapitalisme in vraag stellen om de collaboratie met het grootkapitaal van de top te bestrijden. In 1980 stelde het ACV- congres nog dat de vakbond niet kan aanvaarden “dat het kapitalisme zou blijven bepalen wat, hoe, en waar geproduceerd wordt, noch hoe de opbrengsten zullen verdeeld worden, het ACV wil het kapitalisme door een strategie van verandering muteren en uiteindelijk wegwerken”. Er is natuurlijk het gebrek aan directe democratie, in de beweging pronken vaak de drie aapjes op vele bureaus van ‘horen, zien, zwijgen’, er is het ijzeren keurslijf van een centralistische organisatie, de duizenden ACW- vrijgestelden verdienen hun boterham in het apparaat. En last but not least, de politieke cultuur van lokaal bezig zijn met kooklessen, verbruikersbelangen, bejaardenzorg, sociale economie, armoedebestrijding biedt nestwarmte in sociaal nuttige activiteiten. Maar, ze kunnen moeilijk in een perspectief van strijd tegen het kapitalisme omgezet worden als de top zelf ideologisch en materieel deel is van het financiële grootkapitaal. En de activiteiten van de ACW- vrijwilligers voor die top niet meer zijn dan bezigheidstherapie, of uitlaatklep van ongenoegen.

Als het niet van binnen kan, dan maar van buiten. In 2005 verschijnt een standaardwerk over het ACW onder de titel “De uitverkoop van het ACW” van de hand van Didier Verbruggen (Roularta). (cfr. recensie in MV).”De uitverkoop van het ACW begint in 1992 met buroticaverdeler Samko en mondt uit in een miljardendeal met de Groep Dexia. Die krijgt in 2001 de groep Artesia BC in handen waar de bank Bacob en de verzekeraar DVV in zijn ondergebracht. In de tussenliggende periode zijn ook het reisbureau Ultra Montes, de uitgeverij Het Volk en de drukkerij Sofadi, drie sociale vakantiecentra en marketingbureau Leeward over d e toonbank gegaan. Zowat 8000 werknemers komen in een fusie terecht, 900.000 aandeelhouders kijken toe hoe hun investering doorgesluisd wordt naar de wereld van het grootkapitaal”.

De ACW- kat werd enkele weken geleden de bel aangebonden door de N-VA. Een reactie ook van de N-VA die de belgicistische rol van het ACW kwalijk neemt i.v.m. haar rol in het opzeggen van het kartel CD&V en N-VA, de oproep van (nu ex-) ACV –voorzitter Luc Cortebeeck om niet op de N-VA maar op de belgicistische VLD te stemmen. De stemoproep van Cortebeeck heeft niet kunnen beletten dat N-VA veel stemmen gekregen heeft van arbeiders verbonden aan de ACW-zuil. Zowel bij ACV- als ABVV-leden blijkt N-VA intussen al electoraal de populairste partij.

Het feit dat deze mensen stemmen voor een partij die steeds meer in liberale, Dalrympliaanse richting schuift, is mogelijk gemaakt doordat zowel de christendemocratie als de sociaaldemocratie in de jaren '90 meegestapt zijn in de neoliberale religie. Zij trokken de vloedgolf aan liberaliseringen en privatiseringen, de afbouw van de openbare dienstverlening, de fiscale gunstmaatregelen aan de bedrijven en allerrijksten, de loonmatiging, de vermarkting van onze maatschappij, de ondermijning van de nationale democratie door supranationale instellingen en financiële instellingen,... niet meer in twijfel. De top van ACV en ABVV beperkte zich veelal tot “sociale correcties op sociale afbraak”. De organisaties van de christelijke en sociaatdemocratische arbeidersbeweging hebben het nagelaten dit verhaal van vermarkting en sociale afbraak fundamenteel te verwerpen, waardoor het neoliberale verhaal het enige dominante verhaal werd in politiek en media. Of zoals Margaret Thatcher het stelde: “There is no alternative.”

Ook verloor het ACW haar geloofwaarigheid als sociale middenvelds-organisatie doordat zij als instelling volledig meestapte in het casinokapitalisme.

Het is daarom van belang dat er meer organisaties, bewegingen, partijen fundamenteel het kapitalisme verwerpen, en durven pleiten voor degelijke en betaalbare (of indien nodig: gratis) openbare dienstverlening, goede werkomstandigheden en maximale inspraak van de arbeiders in hun bedrijven, democratische controle op een reeks sectoren van onze economie (zoals waterbeheer, elektriciteit, telecommunicatie, bank- en verzekeringswezen, openbaar vervoer, etc...), maximale democratie en het daarvoor vereiste herstel van de nationale soevereiniteit.