De Stad (eigenlijk het OCMW) Antwerpen is van plan het Zorgbedrijf op te splitsen en deels te privatiseren. De zorgtaken en het personeel zullen naar een publiekrechtelijke vzw gaan, terwijl de infrastructuur en het dienstenchequebedrijf in een aparte vennootschap (nv) wordt gegoten, waar naast de Stad Antwerpen ook privékapitaal aan deelneemt. Reden: “het rendement van de basiswerking van Zorgbedrijf Antwerpen omhoog” en “extra winsten zijn nodig om het groter wordende verschil tussen de werkelijke kosten en de verkregen dotatie op te lossen”. Het Zorgbedrijf moet ‘zelfbedruipend’ worden en vanaf 2021 zal het OCMW geen extra investeringen meer uitvoeren in het Zorgbedrijf, maar enkel nog in de privaatrechtelijke vennootschap. Het gaat daarbij om 45 dienstencentra, 7 centra voor jeugdzorg, 4500 serviceflats (ook buiten Antwerpen) en verschillende soorten thuisdiensten.

Waar zelfs Mark Rutte – minstens voor de electorale schijn – nu stelt dat de marktwerking in de zorg te zeer is doorgedreven, toont het Antwerpse stadsbestuur zich hardleers in het geloof in de weldaden van de privésector. In wezen gaat het om weinig meer dan het doorsluizen van het resultaat van jarenlange publieke investeringen naar de bankrekening van kapitaalgroepen, gekoppeld aan een besparingsoperatie.

 

Zal dit alles leiden tot een betere dienstverlening voor de burger? Dat valt te betwijfelen, al was het maar omdat de Stad Antwerpen vanaf 2021 niet langer zal investeren in het Zorgbedrijf. Het is dus duidelijk de bedoeling dat de Antwerpenaar voor haar of zijn zorgbehoeften afhankelijk wordt gemaakt van het aanbod en de prijzen op de markt. Dat is trouwens een tendens die zich al langer aftekent: al van bij de oprichting van het Zorgbedrijf was het de bedoeling dat het enkel diensten zou leveren die ook door privéspelers zou kunnen worden aangeboden en dus m.a.w. winstgevend zijn (de ‘private investors test’, zoals dat in het neoliberale jargon heet). Het idee van zorg als maatschappelijke dienstverlening en als een basisrecht wordt zodoende volledig uitgehold.

Het personeel van het Zorgbedrijf – met andere woorden: de mensen die ervoor zorgen dat er ook daadwerkelijk een dienstverlening kwam en dat er winsten zullen komen – is er begrijpelijkerwijze ook niet gerust op. Gedurende één jaar hebben ze de garantie dat er aan hun arbeidsvoorwaarden niets veranderd, maar daarna is het koffiedik kijken. Dit nog los van het gegeven dat hiermee de tendens om de arbeidsvoorwaarden van de overheid de logica van de privésector te laten volgen nog voort wordt versterkt – denk maar aan de contractualisering (en dus kneedbaarder maken) van het ambtenarenapparaat die ook door de Vlaamse Regering wordt gesteund en die samen met de exponentiële toename aan politieke kabinetten een van de zorgwekkendste evoluties binnen de lokale besturen vormt.

In 2020 betreurden we verschillende duizenden doden in woonzorgcentra. Ook de ziekenhuizen kreunden, mede ten gevolge van jarenlange onderfinanciering van de zorgsector. Tal van iets te naïeve optimisten verklaarden toen dat dit ook de dood van het neoliberalisme heeft ingeluid en dat voortaan alles anders zou gaan. De beslissing van de Stad (OCMW) Antwerpen om haar Zorgbedrijf te ontmantelen en deels te privatiseren toont aan dat een economische crisis of een pandemie niet volstaan om voor verandering te zorgen: verandering kan er maar komen dankzij druk van onderaf.