3. Perspectieven: weg van de besparingslogica en de mondialisering!
Maar om dat te doen, moet het antwoord dat we op de coronacrisis bieden, niet enkel reactief zijn: we moeten niet enkel “nee!” zeggen tegen de plannen van de regeringen, maar we moeten ook lessen trekken voor de lange termijn en ons afvragen wat dit betekent voor de alternatieven die we voorstellen.
Daarom moeten we het verband kunnen leggen tussen de coronacrisis en het mondialiserende kapitalisme. Dat verband is minstens tweeledig:
- De snelheid waarmee de ziekte zich wereldwijd heeft verspreid, staat niet los van de manier waarop het kapitalisme op dit ogenblik functioneert: het virus is voor een groot gedeelte meegesurft op de internationale handelsstromen, waarbij – in navolging van de liberalisering van de kapitaalmarkten (de mondialisering in eigenlijke zin – de goederenproductie steeds meer op wereldschaal plaatsvindt.
- De efficiëntie van het antwoord van de overheden op het uitbreken van de ziekte in onze gebieden, en dan zeker de gebrekkige aspecten daarvan, kunnen ook niet los worden gezien van de internationale arbeidsdeling, waarbij de sector van de goederenproductie[1] in grote mate werd ‘geoutsourced’ naar lageloonlanden. Wie kan ontkennen dat het hallucinant is dat we voor de productie van mondmaskers afhankelijk zijn geworden van China, alsof er nergens in ons taalgebied nog een plekje vrij is waar je een dergelijke fabriek zou kunnen neerpoten?
Bovendien is het misleidend om te stellen dat de crisis enkel en alleen door het coronavirus zelf werd veroorzaakt: “iedereen” wist dat 2020 hoe dan ook een recessiejaar zou worden, al voorspelde niet iedereen ook een crisis. Want ook in de periode voorafgaand was het duidelijk dat de wereldmarkten beheerst werden door grote spanningen en onevenwichten. Die zijn eigen aan het kapitalisme, maar zeker in een fase waarin het kapitaal grotendeels op mondiale schaal werd gedereguleerd. Een financiële schok, bijvoorbeeld de daling van de olieprijzen en het uitbreken van de covid-epidemie die ongeveer gelijktijdig plaatsvonden, in het ene land heeft steeds grotere gevolgen voor andere landen. Het virus speelt de rol van katalysator en toont vooral de grote kwetsbaarheid van dit systeem aan.
Het antwoord op de mondialisering moet volgens de V-SB gezocht worden in een demondialisering. Daarbij gaat het niet zozeer om de inperking van de persoonlijke vrijheid om te reizen (al kunnen er zeker vraagtekens worden gezet bij de industrie van het massatoerisme), maar om het zo veel als mogelijk overschakelen naar lokale, korte productieketens, zowel voor voedsel als voor de productie van verbruiksgoederen, en voor een lokale productie van die levensnoodzakelijke producten waar de grondstoffen lokaal niet kunnen worden voortgebracht.[2] Dit vereist het aan banden leggen van de internationale kapitaalmarkten, omdat het kapitaal aan democratische controle wordt onderworpen en voor maatschappelijk relevante doeleinden wordt aangewend.
Bovendien is het aannemelijk dat we zo het risico op toekomstige pandemieën drastisch verminderen. Immers, de huidige massale agro- en vleesindustrie is de ideale kweekvijver voor virussen. In dat verband kunnen we verwijzen naar het boek van de evolutiebioloog Rob Wallace, Big Farms Make Big Flu[3] (Grote boerderijen maken grote griep). Hierin wordt betoogd dat de huidige massaveeteelt op twee manieren bijdraagt aan de verspreiding van nieuwe ziekten bij de mens: ten eerste omdat de mens sowieso meer in contact komt met virussen die vroeger eigen waren aan specifieke wilde fauna en flora, ten gevolge van de massale ontbossing en de opname van die wilde fauna en flora in onze voedselketen; ten tweede omdat industriële megaveehouderijen een vruchtbare bodem vinden voor aaneenschakelingen van mutaties van bestaande dierlijke virussen. Voor genetisch gemanipuleerde gewassen – in de regel bestemd voor grote monoculturen – geldt dan weer dat de gewassen misschien resistent zijn tegen bepaalde bestaande ziekten, maar ook weer zelf nieuwe mutaties bij bestaande ziekten “uitlokken”. Het kapitalisme put dus niet enkel de natuur uit: het verandert de natuur ook; het creëert een eigen fauna, flora, micro-organismen, met een gewijzigd ecosysteem. Een overschakeling naar een kleinschaligere, lokale voedselproductie dringt zich dus op, wars van de massaveehouderijen en monoculturen waar het economische systeem ons op wereldschaal toe dwingt.
Aansluitend noopt de crisis tot een omkering van de tendens tot besparingen in de openbare sector, in het bijzonder de gezondheidssector, in naam van de efficiency. We mogen van geluk spreken dat we, ondanks de besparingen, nog steeds een vrij ‘inefficiënte’ gezondheidssector hebben, met een “te hoog” aan bedden (op intensieve zorg) per capita. Als we erin slagen om Italiaanse en Spaanse toestanden te vermijden, dan zal dat in de eerste plaats te danken zijn aan wat volgens de liberale dogmatici als een inefficiënt overaanbod geldt.
Dat verhindert echter niet, dat de tekorten waar we mee te kampen hebben, wel degelijk wijzen op de schadelijke gevolgen van de besparings- en marktlogica. Onze gezondheidszorg is al jaren ondergefinancierd en onderbemand, met een grote demotivatie en dus ook een personeelsverloop als gevolg. En zoals Ruud Goossens (DS, 28/03/2020) stelt: “Als er de afgelopen weken overal zo naarstig gezocht werd naar mondmaskers, handschoenen en ander beschermend materiaal, dan ook omdat de just-in-time-filosofie kwam overgewaaid uit het bedrijfsleven. Er werd onvoldoende zorg gedragen voor strategische reserves. De statistieken over het aantal ziekenhuisbedden gingen ook hier steil bergaf.”[4] Het volstaat dan ook niet dat we ’s avonds voor ons zorgpersoneel applaudisseren: we moeten komaf maken met de austeriteitslogica en net extra middelen voor onze zorg en ons zorgpersoneel ter beschikking stellen, zoals de ‘witte woede’ al jaren eist. Ook in de gezondheidszorg moeten we deze crisis aangrijpen om te pleiten voor een sterk lokaal zorgaanbod, wars van de besparingsoverwegingen: bij de zorgsector bij uitstek mogen financiële doeleinden en fetisjen als het begrotingsevenwicht de dans niet dicteren, maar moet het gaan om een gegarandeerde publieke dienstverlening voor iedereen.
We moeten oppassen met uitspraken als die van Emmanuel Macron die nu een “terugkeer van de verzorgingsstaat” en massale investeringen in de zorgsector aankondigt. In de praktijk betekent dit een neoliberaal beleid, waarbij de staat gebruikt wordt om, via belastinggeld, de (private) zorg- en farmasector financieel ondersteunt, ook met het oog op hun internationale competitiviteit.[5] Ongetwijfeld zullen ook Belgische en Noord-Nederlandse politici dergelijke recuperatiepogingen ondernemen (als het in Parijs regent …). Dit is natuurlijk het recept voor een herhaling van wat nu gaande is.
Daarnaast is er ook nog het gegeven dat het onderzoek naar (de bestrijding) van coronavirussen al jaren in het slop zit: al in 2004 ontdekte een groep Leuvense wetenschappers een behandeling tegen SARS[6], maar de markt zag er geen gaten in, aangezien de ziekte al was ingedamd en zich ook niet naar Europa had verspreid. In 2004 Dit wijst er nogmaals op dat het fundamentele, wetenschappelijke onderzoek bevrijd moet worden van het marktdenken. Niet alleen de privésector zelf “lijdt” daaraan: ook onze universiteiten zijn er, mede door de financieringsmechanismen van de overheid, steeds meer toe gedwongen geweest zich ten dienste te stellen van de farma-industrie, maar ook om zich de logica van de private sector eigen te maken: onmiddellijke rendabiliteit via een kwantificeerbare output (academici worden beoordeeld op hun aantal publicaties), die dan bij voorkeur via een spin-off kan worden omgezet in brevetten. Daarom is het tijd om in te zetten op niet alleen een openbare gezondheidszorg, maar ook op een openbare farmaceutische sector.
In algemene zin wijzen de reacties van de Europese regeringen ook op een besef van dat de coronacrisis het onvermogen van “de markt” om een dienstverlening van openbaar nut te waarborgen. De Spaanse staat nationaliseerde snel de privéziekenhuizen, de Italiaanse Alitalia en de Britse – het vaderland van de profetes Thatcher en haar – zelfs tijdelijk de spoorwegen. We zullen eraan denken wanneer de NMBS, de NS en De Lijn aan de beurt zijn! We mogen verwachten dat het geheugen van de meeste van deze regeringsleiders zeer kort zal blijken, maar ze bevestigen wel dat de privatiserings- en liberaliseringstendens van de essentiële sectoren van openbaar nut waanzin is: in de keuze tussen winst en openbare dienstverlening zullen privébedrijven voor de winst kiezen, en zullen gemeenschapsbedrijven die tot competitie met privéspelers wordt gedwongen daar allicht ook toe worden genoopt. De enige duurzame oplossing is dan ook het behoud in gemeenschapshanden en hernationaliseren van dergelijke bedrijven – wat niet hoeft te verhinderen dat de top-downwijze waarop openbare bedrijven worden beheerd moet worden herzien. Maar ook ruimer zien we dat de privébedrijven geneigd zijn hun winsten voorrang te laten verlenen op de gezondheid van diegenen die die winsten voor hen genereren. Dat is een gegeven dat eigen is aan een economie waarvan de motor de winstvermeerdering is. Het is dan ook in het belang van de volksgezondheid dat er wordt overgeschakeld naar een economische productie die gericht is op het voortbrengen van gebruikswaarde, op het voorzien in de behoeften van de bevolking, en die beheerd wordt in samenspraak tussen de werkenden en de consumenten.
Daarnaast legt de coronacrisis ook de kwalijke gevolgen van de zogeheten flexibilisering van de arbeidsmarkt bloot. De groeiende groep mensen die in de feiten loontrekkenden zijn maar juridisch gesproken schijnzelfstandigen valt tussen schip en wal, of beter: zijn aangewezen op het minst voordelige statuut. Denk maar aan de werkenden van Deliveroo of het bijna miljoen Noord-Nederlanders dat er volgens minister Wiebes voor gekozen heeft zzp’er te worden en dus zelf maar moet opdraaien voor de gevolgen van hun keuze!
Kortom: we geloven dat de coronacrisis en de economische recessie of crisis die daaruit zal voortvloeien en die wereldwijze proporties zal aannemen, ertoe nopen om ons economische systeem radicaal te herzien. Het is tijd voor een herdenking van de verhouding tussen de mens en dus de gemeenschap enerzijds en de economie anderzijds – een verhouding waarin de gezondheid van de gemeenschap niet langer te grabbel wordt gegooid voor de gemondialiseerde financiële oligarchie. Tegenover de autoritaire en asociale maatregelen waarmee de overheid de sanitaire en economische crisis zullen willen bekampen (surveillance, flexibilisering, …) wensen wij een project van radicale democratisering te plaatsen: tegenover een antidemocratische mondialisering een sociale, ecologische en democratische demondialisering.
[1] In tegenstelling tot de sector van de productie van diensten, die uiteraard ook ‘waren’ zijn in de betekenis die o.m. Marx daaraan verleent.
[2] Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de internationale handelsverhoudingen. Het gevaar van een hernieuwd (neo)kolonialisme loert immers om de hoek, aangezien onze gebieden slechts over een beperkt aantal grondstoffen beschikt. Steeds zal er moeten worden gezocht naar lokale alternatieven en naar een eerlijk verloop van de internationale handel die nodig is.
[3] Rob Wallace, Big Farms Make Big Flu. Monthly Review Press, 2016. We danken Stephen Bouquin voor de tip via zijn artikel “Une tempête parfaite”. Zie ook dit artikel in Uitpers.
[4] https://www.standaard.be/cnt/dmf20200327_04904940
[5] https://www.bastamag.net/Macron-plan-massif-pour-hopital-Etat-providence-Big-Pharma-covid19-neoliberalisme
[6] http://www.flanderstoday.eu/coronavirus-antiviral-was-discovered-leuven-15-years-ago?fbclid=IwAR1p5SDYrRMaphZemEGuDTKs_k4kaEvH0JMUayJwcA4foiyvZG9An4_5DcM