Vandaag wordt het publieke politieke debat in de media volledig gewijd aan de communautaire ruzies en de staatshervormingen. Links is in dat debat haast volledig afwezig, naar eigen zeggen omdat de communautaire kwestie de mensen niet bezig houdt. Dit is een foute tactische zet, want door dit negeren van het thema sluit links zich volledig uit van dat debat, met als gevolg dat het vooral de rechtse hardliners zijn die zich als 'de oppositie' kunnen gaan profileren. Nochtans moet links werken aan een eigen antwoord op het debat over de staatshervormingen, en dat debat aangrijpen om ook de bredere discussie over de kwalijke gevolgen van het kapitalisme eindelijk op gang te brengen. Eigenlijk zou links het hele debat zo kunnen kapen, niet zozeer door zich als anti-Vlaams en Belgicistisch op te stellen, maar net door de rechtse 'Vlaams-nationalisten' en andere separatisten te wijzen op de hypocrisie van hun eigen 'Vlaamsgezinde' standpunten.

De zogenaamde Vlaamsgezinde nationalisten blijken het in de praktijk niet zo ernstig te nemen met het algemeen Vlaams belang (zonder hoofdletter B). Zij zien er geen graten in dat de Vlaamse economie steeds meer in handen komt van buitenlandse ondernemingen. Denken we maar aan Suez, dat de energievoorziening in Vlaanderen voor een groot stuk in handen heeft. Denken we maar aan CLearchannel, dat het cultureel patrimonium van Vlaanderen langzaam aan opvreet. Denken we maar aan alle knievallen die de Vlaamse politici doen wanneer het mondiaal grootkapitaal eisen stelt.Denken we maar aan het enthousiasme waarmee die Vlaamse politici de sociaal-economische en politieke macht uit handen geven aan suppranationale bureaucratieÎn zoals de EU.  

De hypocriete houding van de zogenaamse 'onafhankelijkheidsstrevers' komt nog het sterkst tot houding in de houding (of liever onverschilligheid)  die zij aannemen wanneer Vlamingen op bevel van de directie van een buitenlandse multinational op straat gezet worden. Dan zijn de belangen van die Vlamingen plots toch ondergeschikt aan die van buitenlandse machten. 

Het is op het eerste zicht vrij vreemd dat deze 'flaminganten' hard tekeer gaan wanneer iemand in de Vlaamse rand een woord Frans spreekt, terwijl ergens ver weg een aantal bureaucraten die wellicht geen woord Nederlands spreken mag beslissen over het leven van duizenden Vlaamse werknemers. Maar eigenlijk is dit niet zo vreemd, deze zelfverklaarde 'flaminganten' komen namelijk niet op voor het algemeen Vlaams belang (zonder hoofdletter B) maar voor het belang van het kapitaal. We moeten dus ernstig gaan twijfelen over hun zogenaamde Vlaamsgezindheid. En hetzelfde geldt uiteraard aan Franstalige kant.

Het federaliseren van BelgiÎ gaat echter terug op een eis van de (Waalse) arbeidersbeweging, die op een aantal momenten in de geschiedenis een groter raakvlak met de Waalse en Vlaamse bewegingen heeft gehad dan vandaag helaas het geval is. De oorspronkelijke eisen van deze beweging voor federalisme kwam neer op een hervorming van het toen nog volledig unitaire BelgiÎ naar een federaal BelgiÎ met twee deelstaten: Vlaanderen en Wallonië, elk met een eigen bestuursorgaan. Deze tendens woog zwaar door en dreigde de positie van de Belgische bourgeoisie in het gevaar te brengen. De leidende klasse heeft een ingenieus antwoord bedacht: de creatie van een gedrocht dat voor federalisme moet doorgaan, maar waarbij de macht werd verdeeld over drie gemeenschappen en drie gewesten die elkaar voor grote delen ook nog eens overlapten (met Brussel als eeuwig kruitvat van communautaire conflicten). In plaats van een federalisme met twee deelstaten kregen we een neo-unitaire staat met decentralisaties naar zes ondergeschikte niveau's, die elkaar moesten beconcurreren. De Vlaamse en Waalse beweging kreeg zo een vals gevoel van autonomie te hebben verworven. De feitelijke macht bleef echter nog steeds bij de Belgische burgerij. De arbeidersbeweging had de valse hoop dat deze 'federalisering' ook op sociaal vlak een vooruitgang zou betekenen, in de praktijk bleef het gaan over een beleid in dienst van het kapitaal. Dankzij deze meesterlijke zet van de Belgische burgerij raakten de Vlaamse, Waalse en arbeidersbeweging die historisch gezien natuurlijke bondgenoten hadden moeten zijn, van elkaar vervreemd.

De Belgische staat was echter maar voor enkele decennia gered; onderhuids bleven de communautaire perikelen zich opstapelen en het is onvermijdelijk dat deze staat vroeg of laat opnieuw op haar limieten stuit. Dat zien we vandaag, de ingewikkelde structuren in het zogenaamd 'federale' BelgiÎ lopen muurvast en de burgerij slaagt er zelfs niet meer in om bagatels als de splitsing van een kieskring opgelost te krijgen, hoewel ze het over de sociaal-economische afbraakagenda uiteraard wel eens is. Voor de linkerzijde is deze politieke crisis wel een voordeel: in de publieke opinie krijgen de gevestigde politieke beleidsmakers die zo hard blunderen geen genade meer, waardoor een stilaan een opening is voor een alternatief. De linkse beweging zal wel de juiste strategieÎn moeten volgen om deze kans te grijpen. Zoals gezegd loopt de Belgische staat opnieuw tegen haar eigen limieten aan, en het is afwachten hoe de burgerij dit nu zal opgelost krijgen. Een ingrijpende staatshervorming dringt zich hoe dan ook op, zelfs los van alle emotionele nationalistische verzuchtingen. Louter oproepen tot 'samenwerking' en 'solidariteit' zoals vandaag helaas al te veel gebeurt zal geen zoden aan de dijk zetten, want met wollig emotioneel idealisme kan geen politiek gevoerd worden.

Het is dus van belang dat de linkse bewegingen een antwoord formuleren op de thematiek van de 'staatshervormingen' en dat antwoord kan niet bestaan in het verdedigen van de status quo (het niet werkende pseudofederalisme van vandaag) noch in een terugkeer naar een of ander romantisch Belgisch unitarisme. De linkerzijde zal een concreet antwoord moeten formuleren, door een eigen programma voor staatshervorming naar voor te schuiven.

Dit programma kent twee deelaspecten: het institutionele luik en het sociaal-economische.

Wat het institutionele luik betreft, is de meest democratische en progressieve staatshervorming denkbaar die staatshervorming die zowel rekening houdt met de taalkundige en communautaire gevoeligheden als een brug slaat tussen de gemeenschappen in dit land. Een transparant federalisme of confederalisme is daarbij de eerste stap, waarbij het ingewikkelde kluwen van gemeenschappen en gewesten met elk hun regerende instanties wordt vervangen door een volwaardig (con)federalisme van deelstaten, in casu dan de deelstaten Vlaanderen en WalloniÎ, met een autonoom taalkundig statuut voor de Brusselse gemeenschap. De beslissingsprocedures kunnen dan veel transparanter worden, waardoor ook de democratische controle sterker zal staan. Overigens dient dit (con)federalisme zich niet te beperken tot België, meer zelfs, op termijn moet België verdampen ten voordele van een zich uitbreidend (con)federalisme met andere naties.

Wat het sociaal-economische luik betreft spreekt het voor zich dat geen enkele institutionele staatshervorming zin heeft als de sociaal-economische hefbomen niet in eigen handen komen. Dat wil zeggen dat Vlaanderen en Wallonië, in samenwerking, zich moeten loskoppelen aan de internationale bureaucratieÎn zoals EU en WTO, en moeten mikken op een beleid dat breekt met de neoliberale imperatieven van het kapitaal. Concreet betekent dit om te beginnen de (her)nationalisatie van alle sleutelsectoren. Of dit op afzonderlijk Vlaams-Waals niveau dan wel in overkoepelend verband moet gebeuren moet onderhandeld worden op basis van de concrete noden en dossiers. Daarnaast is het ook noodzakelijk om op internationaal vlak actief samenwerkingen aan te gaan met andere politieke krachten en staten die breken met het kapitalisme en kiezen voor een democratisch socialisme.