Hoewel het merendeel van de Vlamingen en Walen misschien niet eens weet waarom de Belgische staat 21 juli viert, zijn er aan deze dag een aantal tradities verbonden: een protserige parade van de lokale onderaannemer van de NAVO, een duffe toespraak van het erfelijke staatshoofd waar de gevestigde media nadien plichtsgetrouw allerhande diepzinnigheden in zullen zoeken, maar ook de benoeming van een nieuw stel edellieden.

Ongetwijfeld is de eerste normale reactie wat lacherigheid om een dergelijke archaïsche instelling en de zielige ijdelheid van diegenen die aanvaarden in dit toneelstukje mee te spelen. Maar toch is het een klein beetje meer dan een onschuldig, wat meelijwekkend tijdverdrijf: het is ook een middel waarmee de Belgische monarchie niet alleen vrienden uit de bekende salons een dienstje wenst te geven maar ook de academische en culturele elite aan zichzelf en aan de staat waar zij haar bestaansrecht aan dankt tracht te binden. Overigens leert een blik op de adellijke gunsten van de afgelopen jaren inzicht over met welk gedeelte van de bevolking de Belgische monarchie het meest verweven is en welk het het belangrijkste vindt om aan zich te binden: hoewel de occasionele zanger of wielrenner die tot baron wordt benoemd altijd met de meeste persaandacht gaat lopen, is toch vooral de wereld van het industriële en financiële grootkapitaal vaste klant (Pieter Timmermans in 2018, Michèle Sioen, Jean-Michel Froidart, Jean-Jacsques Decloedt, Etienne Davignon, Albert Frère, Jacques van Rijckevorsel in 2017, Eddy Bruyninckx, Jacsues Delen en Pierre Rion in 2016,…). Deze aanwezigheid is nog opvallender indien je enkel naar de erfelijke titels kijkt. De adeldom zelf is trouwens altijd erfelijk, in goede patriarchale traditie natuurlijk enkel in de mannelijke lijn.

 

Uiteraard heeft het Belgische staatsbestel en zijn monarchie efficiëntere wijzen om zijn bestaan te legitimeren – in dat verband mag de rol van bv. het Koning Boudewijnfonds vermeld worden. Niettemin is het onbegrijpelijk dat de regering, waarvan één partij anders officieel nog republikeins en zelfs Vlaams-nationalistisch is, in dit spelletje meespeelt. Het Koninklijk Besluit tot toekenning van adeldom draagt immers ook een handtekening van een minister, die ook de formele voordracht regelt. De N-VA zal zeggen dat zij geen revolutionairen zijn en de instellingen, waaronder de monarchie, noodgedwongen respecteren. Dat is haar keuze, niet de onze. Maar zelfs dan is er niets wat hun verhindert binnen de regering overeen te komen geen adelsverheffing toe te kennen. Deze jaarlijkse adeldomverlening is immers ook nergens verplicht. Of heeft zij werkelijk al haar hoop gesteld op de uitbouw van een eigen cliëntelistisch systeem, waarbij ook belgicistische baronessen al eens een cadeautje krijgen toegeworpen.

De regeringspartijen geven zo de kans aan de monarchie om haar positie te bestendigen. Een zoveelste illustratie van hoe de de communautaire en institutionele stilstand – onder het motto: liever rechts dan Vlaams – in werkelijkheid kansen openlaat aan de Belgische staatsdragende stromingen om hun positie te verstevigen, denk maar aan de ernstigere gevallen zoals de afbraak van de taalwet in gerechtszaken en de oproepen tot herfederalisering bij zowat alle partijen.

Wat ons betreft: afschaffen die handel.