Dit boek is geen vernieuwende geschiedschrijving maar een algemene laagdrempelige inleiding tot de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Dat gezegd zijnde is dit werk niet onbelangrijk. Het is van de publicatie van "De Vlaamse opstanding" (Davidsfonds, 1971) van Max Lamberty geleden dat een dergelijk algemeen overzicht van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging gepubliceerd is. Het feit dat ze ondertussen in de bus van 4000 N-VA-kaderleden beland is waarvan vele honderden die niet uit de Vlaamse Beweging komen en nog eens honderden jongeren die op school zo goed als niets over de Vlaamse Beweging vernomen hebben, kan zeker geen kwaad.

 

 

Het corpus van het boek bevat 195 blz. ingedeeld in tien hoofdstukken van verschillende lengte die de geschiedenis beschrijven van 1780 (de eerste – gekende- verhandeling op het verwaarlozen van de Nederlandse taal in de Oostenrijkse Nederlanden van de hand van Willem Verhoeven) tot 2014 (de N-VA wordt de grootste partij van België).

 

Vooreerst de positieve punten van het werk.

Het boek bevat zeer veel beeldmateriaal waaronder veel tot nu toe ongepubliceerde foto's. Het hoofdstuk over WOI bevat bv. vijf foto's i.v.m. het Aktivisme, iets wat tegen de huidige tijdsgeest ingaat, en geeft een sec overzicht van dat Aktivisme. In het volgende hoofdstuk over het interbellum staan nog eens drie foto's i.v.m. het Aktivisme, waaronder Herman Van den Reeck op zijn doodsbed. In een kader van 3/4 blz. onder de hoofding "Vlaams nationalisme, anti-kapitalisme, internationalisme" wordt ook ingegaan op de linker zijde van de Vlaamse Beweging sedert WOI met verwijzingen naar Jef Van Extergem, de Werkgroep Arbeid, de Witte Kaproenen en het tijdschrift Meervoud.

 

Wat betreft de relatie tussen Vlaamse Beweging en sociale beweging is Seberechts eerder summier maar meestal wel correct. Wat betreft de relatie tussen de twee bewegingen in de jaren 1860 vermeld de auteur volgende zaken. Op blz. 38 schrijft hij dat “De Vlaamse Beweging werd gebruikt om de democratische verzuchtingen van van de Nederlandstalige burgerij te ondersteunen. “ OP dezelfde blz. schrijft hij in de kolom er naast “Toch was het duidelijk dat de Vlaamse Beweging vooral katholieke kringen aansprak. De levensbeschouwelijke tegenstellingen zouden in de loop van de volgende jaren weer belangrijker worden. Ook de wederzijdse belangstelling tussen Vlaamse en arbeidersbeweging liep stuk op de tegenstellingen tussen klerikalen en vrijzinnigen.” Hiermee gat hij voorbij aan een traditie van Vlaamsgezinde proletarisch-socialistische actie die alleszins in het Gentse gegroeid was met Francis Bilen, Pol Verbauwen, Pol De Witte, Edmond van Beveren en de jonge Emile Moyson als drijvende kracht maar die na het vertrek uit Gent en de dood van Moyson door Anseele doodgeknepen werd. Anderzijds klopt het wellicht dat deze traditie beperkt was tot het Gentse en in mindere mate Brussel met Cesar De Paepe maar terzelfdertijd was ze van fundamenteel belang omdat ze zowel via Moyson als De Paepe de link legde met de internationale arbeidersbeweging via de Eerste Internationale.

 

Over de periode 1890 schrijft Seberechts: “In 1890 besloot de regering te onderzoeken hoe men het stemrecht zou kunnen uitbreiden. Aanleiding hiervoor was de agitatie van de jonge Belgische Werkliedenpartij (BWP) en de progressieve liberalen, maar ook van de binnen de Katholieke Partij actieve Vlaamsche Volkspartij. In 1893 werd het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd, wat onder meer bij de verkiezingen van het jaar daarop de katholieken nog meer parlementszetels opbracht. [...] Overigens toonden weinig socialisten interesse voor de Vlaamse grieven. De taalstrijd werd als kleinburgerlijk beschouwd en het feit dat de Vlaamse Beweging op dat ogenblik in grote mate door de Katholieke Partij werd gedragen was evenmin bevorderlijk voor het geven van steun aan de Vlaamse eisen. De kennis en het gebruik van het Frans werden vaak gezien als een middel tot sociale promotie. Toch steunden Waalse socialistische volksvertegenwoordigers de Vlamingen bij de turbulente strijd rond de Gelijkheidswet. In de loop van de jaren 1890 nam de Vlaamsche Katholieke Landsbond het voortouw in de steeds radicaler wordende taalstrijd. Christendemocratische elementen werden in het programma opgenomen zodat de Vlaamse en sociale kwestie vaak hand in hand gingen. Maar voorlopig leidde dit nog niet tot politiek institutionele eisen.” We zien hier een correcte beschrijving van de verschillende relaties die er van uit de twee arbeidersbewegingen waren ten aanzien van de Vlaamse Beweging. De mismatch was er vooral in de socialistische arbeidersbeweging en hoe verder deze zich verwijderde van de revolutionaire agitatie tot omverwerping van het regime in het kapitalistisch koninkrijk, hoe meer “het Frans werd gezien als een middel tot sociale promotie”. Toch zouden socialistische intellectuelen als Steven Lambert Prenau en Johan Lefèvre de Vlaamse strijd met de radicale arbeidersstrijd blijven verbinden om ten slotte toe te treden tot het Aktivisme en de Raad van Vlaanderen.

 

Seberechts schrijft hierover in een kader op blz. 90 onder de titel "Vlaams nationalisme, anti-kapitalisme, internationalisme": “Reeds onder de oorlog schaarden militante socialisten zoals Jef Van Extergem zich aan de zijde van de Aktivisten. Na de wapenstilstand verschenen onder meer de Clarté-groepen en tijdschriften als De Nieuwe Wereldorde, Staatsgevaarlik en Opstanding. In die kringen werden de ontwikkelingen in de jonge Sovjet Unie met sympathie gevolgd. De initiatiefnemers streefden naar een verzoening van internationalisme en communisme met Vlaams-nationalistische standpunten. In Opstanding kon men onder meer lezen: “De onderdrukking van het Vlaamse volk is slechts een onderdeel van de internationale overheersching van de groote klasse van bezitloozen ten behoeve van de grootkapitalisten en imperialisten.”” Tot daar kunnen we Seberechts volgen. Hij gaat echter de mist in als hij schrijft dat “De romance tussen het militante en extreme socialisme en de Vlaams nationalisten verdampte vanaf 1921: sommigen stopten met politiek of of bleven actief aan de linkerzijde van het politiek spectrum. Anderen schoven met de Vlaams nationalisten op naar de rechterzijde van het politiek toneel.” Seberechts vermeld hier niet dat de Belgische repressie ook de socialistische Aktivisten in ballingschap dreef en in de gevangenis zette zoals in het geval van o.m. Van Extergem. Bij zijn definitieve vrijlating hernam Van Extergem zijn Vlaamsgezinde agitatie vanuit de KPB. Natuurlijk “bleef de radicale linkerzijde eerder marginaal in het Vlaams nationalisme” aangezien het Vlaams nationalisme een massabeweging werd en de radicale linkerzijde in haar geheel nooit een massabeweging werd terwijl de Vlaams-radicale vleugel binnen die radicale linkerzijde ook steeds een minderheid bleef.

 

Op blz. 102 stipt Seberechts terecht de doorslaggevende rol aan die het ACW vanaf 1929 speelde in de realisatie van het minimumprogramma van Van Cauwelaert met de invoering van de eentaligheid in het grootste deel van Vlaanderen en Wallonië en een speciaal taalregime in Brussel. En dat het feit dat de ACW leden voor 80% Vlamingen waren, daar niet vreemd aan was. Op blz. 155 wordt verwezen naar de rol die burgemeesters, waaronder de socialistische burgemeester van Antwerpen (en ex-Aktivist) Lode Craeybeckx, speelden in het boycotten en afschaffen van de Talentelling door het ongebruikt terugsturen van de tweetalige formulieren. Maar er wordt in de tekst volledig voorbijgegaan aan de rol die linkse Vlaamse Brusselaars zoals Roger Bourgeois en Antoon Roosens speelden in de organisatie van de Marsen op Brussel. Initiatieven als de Vlaamse Demokraten en het Demokratisch Aktiekomitee Vlaanderen blijven volledig onvermeld. Jammer genoeg wordt ook nergens melding gemaakt van de zogenaamde “Omzendbrief-Peeters”, genoemd naar toenmalig Vlaams minister van binnenlandse aangelegenheden en SP-burgemeester van Kapelle-op-den-Bos Leo Peeters, die een belangrijke rol gespeeld heeft bij het bestrijden van het misbruiken van de taalfaciliteiten in de Vlaamse faciliteiten gemeenten.

 

Het boek heeft natuurlijk ook andere zwaktes. De extreemrechtse actiegroepen moeten het doen met één zin ergens aan het begin van de doorlopende tekst in het hoofdstuk over de heropstanding na WOII: "Het Vlaams nationalisme bleef tot lang na de oorlog in min of meerdere mate een aantrekkingskracht uitoefenen op extreem rechtse personen en bewegingen, onder meer via de Vlaamse Militanten Orde (VMO), Were Di en Voorpost." Dat klopt niet: de VMO werd oorspronkelijk vanuit de jonge Volksunie opgericht als verweergroep ter bescherming van meetings en als propagandaploeg. Were Di kwam effectief uit de collaboratiemilieus maar die kwamen op hun beurt natuurlijk wel uit de vooroorlogse Vlaamse Beweging.

 

VNJ, NSV, etc. worden helemaal niet vermeld in woord noch beeld. Nochtans waren zij de kweekvijver van een hele generatie Vlaams Blok-/Vlaams Belang-volksvertegenwoordigers. N-VA-voorzitter Bart De Wever was trouwens ook jarenlang lid van het VNJ. Als er iemand is die kan klagen dan is het wel het VB dat het moet doen met drie foto's: eentje met Karel Dillen gefotografeerd voor een verkiezingsaffiche uit 2001 met een slaande vuist waarop het lijkt dat de vuist op Dillen's hoofd neerkomt, een foto van de VB-affiche met de gesluierde Paula D'Hondt "Stop de islam collaboratie" en ten slotte de kopstukken van het VB voor de rechtbank in Gent waar ze veroordeeld werden. Maar we vernemen nergens dat het VB campagne voerde tegen het recht op abortus en euthanasie, tegen gelijke rechten voor homo's, tegen ontwikkelingssamenwerking en voor het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Het 70-puntenplan komt nergens ter sprake; nochtans is blz. 183 bijna leeg gebleven. De verkiezingsuitslagen van het VB (dertien electorale overwinningen op een rij – sommige in het begin weliswaar klein-) worden eigenlijk weggemoffeld in het boek. Hetzelfde gebeurt op een subtiele wijze met de nazicollaboratie. Ze komt uiteraard in de doorlopende tekst aan bod maar enkel in grote lijnen. Het fotomateriaal is zodanig gekozen dat er geen enkel hakenkruis, massameeting of Vlaming in Duits uniform op te zien is. Een mooie wervingsaffiche voor de Waffen SS is zodanig donker afgedrukt dat het wel lijkt of er een grijze vlek staat. Er staat zowel een foto van Joris Van Severen als van Staf De Clercq in vol uniform in maar die zijn in close-up uit de veel grotere oorspronkelijke foto's gehaald. De enige foto waarbij bij goed kijken de Romeinse groet kan gezien worden is er een van een vooroorlogse IJzerbedevaart.

 

Een andere kritiek kan zijn dat er niet echt wordt ingegaan op het waarom van de splitsingen in de Volksunie en dat er verhoudingsgewijs te veel aandacht gaat naar Spirit/Vl.Pro./SLP, niet zozeer in de tekst maar twee grote foto's is toch wat veel. Tot slot staat er een manifeste onwaarheid in. Op blz. 185 schrijft Seberechts dat Bert Anciaux probeerde de VU te redden door haar "een progressief profiel" aan te meten. De waarheid is dat Bert Anciaux weigerde de VU te redden door radicaal de keuze voor Vlaamse onafhankelijkheid te maken, wellicht onder druk van Hugo Schiltz.

 

De kritiek dat het boek niets zegt over de economische achtergronden waartegen politieke evoluties zich afspelen en die hen conditioneren is zeker terecht. Daarnaast ontbreekt naar onze mening in het boek vooral de impact die redenaars en dichters hadden op de Vlaamse beweging. Jakob Kats, Hector Plancquaert, René De Clercq, August Borms, Jef Van Extergem, pater Callewaert, pater Stracke, Wies Moens hielden samen vele duizenden toespraken waarin ze de Vlaamse massa's bezielden, maar het lijkt in het boek of er alleen maar werd vergaderd en verkiezingen gehouden werden. Alles is zeer sterk gericht op politieke partijen. Van de genoemde redenaars komen alleen Borms en Van Extergem (marginaal) in het boek voor.

 

In de bibliografie ontbreken o.i. enkele belangrijke werken. Er staat eigenlijk geen enkele studie in over het ontstaan van de Belgische staat. Maurice Bolognes "De proletarische opstand van 1830 in België" en dan vooral de Kritak-editie van 1979 met het essay van Guido Vanzieleghem en Gerard Gale lijken ons verplichte literatuur. ( https://www.abebooks.fr/servlet/BookDetailsPL?bi=20874040317&searchurl=sortby%3D17%26an%3DBOLOGNE%2BMAURICE ) Niets over het volkse verzet tegen de nieuwe Franstalige burgerlijke staat. Het werk van Julien Kuypers "Jacob Kats, agitator" (De Wilde Roos, 1930) is hierover toch bijzonder leerrijk. Geen enkele biografie van de in het interbellum immens populaire en terzelfdertijd immens gehate August Borms, niet voor niets de "ongekroonde koning van Vlaanderen" genoemd. Het werk van Christine Van Everbroeck "August Borms: zijn leven, zijn oorlogen, zijn dood" (Meulenhoff, 2005) lijkt ons uiterst nuttig. ( https://www.boekmeter.nl/book/14241 ) En in plaats van het initiërend werk van Bruno De Wever "Oostfronters: Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS" zouden wij toch het standaardwerk van Aline Sax "Voor Vlaanderen, volk en Führer" (Manteau, 2012) aanbevelen ( https://www.bol.com/nl/p/voor-vlaanderen-volk-en-fuhrer/9200000006550566/?country=BE ).

 

Ten slotte moet ook vermeld worden dat het boek slordig geschreven is: op blz.103 vindt de Bormsverkiezing plaats in 1929 i.p.v. op de werkelijke datum 9 december 1928; op blz. 53 wordt het Nationaal Vlaamsch Verbond gesticht in 1890 en op blz. 55 in 1891; de tijdstabel begint met de verkeerd gespelde naam van Willem Verhoeven; Schiltz wordt twee keer voorzitter van de VU (in 1973 en in 1975, in werkelijkheid in 1975). Naast de doorlopende tekst zijn er zeer veel kaders die specifieke thema's of organisaties en gebeurtenissen verder uitwerken. Sommige zaken worden zowel in een kader als in de lopende tekst vermeld en al dan niet in de tijdstabel op het einde. Dit lijkt allemaal willekeurig gebeurd te zijn waarbij ons inziens toch een aantal belangrijke feiten volledig onvermeld blijven: aan de Vlaamse agitatie van Moyson in Gent en Brussel wordt volledig voorbij gegaan, in de tijdslijn wordt er geen melding gemaakt van de door de Duitse bezettingsmacht doorgevoerde bestuurlijke scheiding op 21 maart 1917, verkeerdelijk wordt vermeld dat de uitroeping van de onafhankelijkheid van Vlaanderen door de Raad van Vlaanderen gebeurde op 22 december 1917 terwijl in werkelijkheid dan de beslissing werd genomen om tot de uitroeping over te gaan die gebeurde op een massabijeenkomst in het Brusselse Alhambra-theater op 20 januari 1918, etc.

Ondanks al deze tekortkomingen is het toch een nuttige publicatie die vooral aan te bevelen is als algemene inleiding tot en kennismaking met de Vlaamse Beweging.