In het jaar waarin we de 100e verjaardag van de Russische revoluties van 1917 herdenken haalt de Gentse filosoof Maarten Boudry uit naar “het communisme” dat “tientallen miljoenen doden” op zijn geweten zou hebben. (Zeno, 30/12/2016) Dat is een even fijnzinnige analyse als de stelling dat “het kapitalisme” honderden miljoenen doden op zijn geweten heeft. Het is dan nog niet duidelijk of de tientallen miljoenen doden die het nazisme op zijn geweten heeft ook moeten opgeteld worden bij de dodenrekening van “het kapitalisme” want daar valt wel wat voor te zeggen gezien de steun van belangrijke kapitalisten als Schacht, Thyssen, Kirkdorf, Krupp, etc. aan het regime van Adolf Hitler. Wat is dat “het communisme”? Stalinisme? Maoïsme? Trotskisme? Het ideeëngoed van José Carlos Mariategui? Het ideeëngoed van Antonio Gramsci? De vraag stellen is ze beantwoorden: “het communisme” bestaat niet.

 

 

“Marx en Lenin worden gezien als idealisten die droomden van een betere wereld, mensen die het eigenlijk goed bedoelden maar wat te hard van stapel liepen.” “Het perverse effect van die vermeende “goede bedoelingen” is dat ze als een soort morele vrijgeleide dienen om massamoord en dictatuur te verschonen.” Boudry lijkt hier te suggereren dat Karl Marx en Lenin verantwoordelijk zijn voor massamoord en dictatuur. Wat Marx betreft is dit even grotesk als beweren dat de filosoof Friedrich Nietzsche (1844 – 1900) verantwoordelijk is voor de wereldoorlog, de concentratiekampen en de genocide mee veroorzaakt en opgezet door het nazistische regime in Duitsland. De beschuldiging is eigenlijk zo bij de haren gegrepen dat ze geen weerlegging behoeft. Karl Marx (1818 – 1883) heeft nooit een politieke partij gesticht, een staat bestuurd of zelfs maar een opstand georganiseerd. Voor Lenin ligt dit inderdaad anders. Hij heeft de “Bolsjevistische” Partij opgericht,–in eerste instantie binnen de Russische Sociaal-democratische Arbeiderspartij ; hij heeft een doorslaggevende rol gespeeld bij de Oktoberrevolutie van 1917 en hij heeft Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek en de jonge Unie van Socialistische Sovjet Republieken geleid tot vier maanden voor zijn dood op 21 januari 1924.

 

De opstand tegen het burgerlijk democratisch regime van Aleksandr Kerenski was gericht op het stopzetten van de zinloze massaslachting aan het Russisch-Duitse front en het opzetten van een staat met een op marxistisch ideeëngoed georganiseerde planeconomie bestuurd door een systeem van raden (sovjets). Over dat eerste spreekt blijkbaar niemand meer maar het heeft wellicht miljoenen levens gered. Alle Russische burgerlijke partijen, een groot deel van de mensjevieken en de rechtervleugel van de sociaal-revolutionairen wilden de oorlog verder zetten ondanks de massale verliezen en het feit dat de Russische soldaten slecht getraind en bewapend waren en helemaal geen partij waren voor de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse oorlogsmachine. Op de naar schatting 170 miljoen inwoners die het tsaristische rijk omstreeks 1914 telde waren er 15 miljoen gemobiliseerd. Velen werden de loopgraven ingestuurd zonder kleding, zonder schoenen en soms zelfs zonder geweer. De Duitse veldmaarschalk Hindenburg schreef na de oorlog: “Uit het grootboek van de Wereldoorlog is de bladzijde waarop de Russische verliezen geschreven waren, verwijderd. Niemand kent de cijfers. Vijf of acht miljoen? Ook wij hebben er geen idee van. Wat wij weten is dat wij soms in onze gevechten met de Russen bergen vijandelijke lijken voor onze loopgrachten moesten verwijderen teneinde een vrij schietveld te krijgen voor het vuren op nieuwe golven aanvallers.” Met het voorlopige staakt-het-vuren van 3 december 1917 en de Vrede van Brest-Litovsk van 3 maart 1918 tussen de Russische Republiek en de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijken kwam hieraan een einde.

 

Het is duidelijk dat het tweede geen succes geworden is. Kan men echter Lenin de schuld geven van de Russische burgeroorlog? In het Rusland van 1917 was de Bolsjevistische Partij niet de enige politieke actor die uit was op een gewelddadige machtsovername. Er was de kozakkengeneraal Kornilov die zichzelf al als een door God voorziene dictator zag en in 1917 eveneens een weliswaar mislukte greep naar de macht gedaan heeft. Er waren de prinsen die droomden van het verderzetten van het tsaristisch regime met een nieuwe tsaar na het aftreden van Nikolaj II. Er was de rechtse Kadettenpartij waarin hetzelfde soort figuren ageerden als diegenen die in Duitsland na het oorlogsdebacle de NSDAP opgebouwd hebben. Het waren deze figuren en tsaristische generaals die de bevelhebbende tegenstanders waren van het Rode Leger in de Russische burgeroorlog. Aan beide zijden zijn toen wat we nu zware misdaden tegen de menselijkheid zouden noemen, begaan. Er is geen enkele aanwijzing, laat staan bewijs dat mochten de Bolsjevieken niet de macht gegrepen hebben, het Russische rijk zich ontwikkeld zou hebben tot een parlementaire democratie die welvaart en welzijn voor de massa’s bracht.

 

Lenin heeft met de Nieuwe Economische Politiek (NEP) in 1921 zijn economisch beleid van totale staatseconomie geliberaliseerd toen hij inzag dat het niet functioneerde zoals verwacht. Het bewijst dat hij minder dogmatisch was dan meestal voorgesteld wordt. Het klopt dat Lenin de tsaristische geheime dienst Ochrana vervangen heeft door een nieuwe bolsjevistische geheime dienst, de Tsjeka, en die ook ingezet heeft tegen andere linkse en revolutionaire organisaties zoals de mensjevieken en de sociaal-revolutionairen. Maar het klopt ook dat in de rangen van deze organisaties plannen gesmeed werden om het minderheidsregime van de bolsjevieken omver te gooien en zelf de macht over te nemen. Het klopt ook dat Lenin al zeer kort na de Oktoberrevolutie de persvrijheid terug afgeschaft heeft in datzelfde kader van enerzijds een machtsstrijd tussen linkse revolutionaire organisaties en anderzijds een zich stilaan ontwikkelende burgeroorlog tussen linkse en rechtse krachten. Het roept herinneringen op aan de zogenaamde Belgische revolutie tegen het autoritaire bewind van Willem I waarna de persvrijheid voor orangisten en republikeinen afgeschaft werd, orangisten massaal geïntimideerd en gebroodroofd werden, enz. (cfr. Els Witte, Het Verloren Koninkrijk, 2014)

 

In hoeverre kan Lenin verantwoordelijk gesteld worden voor de bureaucratisering van het radensysteem? De dictatuur waar Lenin van sprak en over schreef was die uitgeoefend door de tientallen miljoenen arme boeren, landarbeiders en industriearbeiders, dus de absolute meerderheid van de toenmalige Russische bevolking, tegen een kleine minderheid van grootgrondbezitters, burgerij en het vroegere tsaristische ambtenarenapparaat. De bureaucratisering heeft ervoor gezorgd dat het in feite de partijfunctionarissen waren in plaats van de gewone boeren en arbeiders die de beslissingen bepaalden. Kon Lenin dit voorzien? Eigenlijk had de eerste socialistische revolutie plaats gevonden in een staat waar die volgens Marx onmogelijk kon plaats vinden: een half feodaal land waar de industriearbeiders een kleine minderheid vormden op het geheel van de bevolking die in absolute meerderheid uit arme boeren, landarbeiders en lijfeigenen bestond. Er werd door de revolutionairen als Lenin in eerste instantie veel hoop gesteld op een revolutie in het Duitse Keizerrijk, toen de meest geavanceerde geïndustrialiseerde staat in Europa met bovendien de best georganiseerde arbeidersbeweging. Ze dachten dat de Russische Oktoberrevolutie de vonk ging zijn die de wereldrevolutie op gang ging brengen, op zijn minst in die staten die betrokken waren bij de wereldoorlog. Trotski verklaarde in die dagen: “Of de Russische revolutie zal een revolutionaire omwenteling in Europa scheppen, of de Europese macht zal de Russische revolutie vernietigen.” Toen de revoluties in Duitsland mislukten klampten de bolsjevieken zich in Rusland vast aan het partijapparaat om de revolutie te consolideren. Sommigen zoals Trotski zagen hier al vroeg het gevaar van in. Stalin wenste niets liever omdat het hem als “kleine garnaal” tussen de grote leiders met een lange revolutionaire carrière en groot charisma de kans gaf zijn machtspositie uit te bouwen. Lenin lijkt hier weinig over nagedacht te hebben. Men kan Lenin verwijten dat hij zijn opvolging niet geregeld heeft waardoor een figuur als Stalin aan de macht is kunnen komen ondanks waarschuwingen van Lenin hieromtrent. Lenin heeft de revolutie die hij geleid heeft maar een goede zes jaar overleefd waarvan de eerste drie jaren in een situatie van burgeroorlog en de laatste vier maanden aan zijn ziekbed gekluisterd. Vanaf december 1921 werd Lenin getroffen door futloosheid, hoofdpijnen, slapeloosheid, hersenbloedingen en drie hartaanvallen. Hij heeft dus met moeite één jaar onder normale omstandigheden – als men daarvan mag spreken in deze context – geregeerd. In navolging van Marx en Engels dacht Lenin net als de meeste socialistische leiders toen en dus ook de leiders van de bolsjevistische partij, dat de verschillende volken (althans die van de westerse wereld) in de toekomst zouden opgaan in één grote mensheid zonder duidelijke nationaliteit maar met een nieuwe “supranationale” identiteit. In het bolsjevistische kader zou dat dan de nieuwe “sovjetmens” worden. Stalin was hierin veel nuchterder met zijn kennis van de Kaukasus waar er een caleidoscoop van tientallen taalgemeenschappen bestaat die vaak behoren tot grotere naties of beschavingen en die reeds vele eeuwen naast elkaar leefden zonder te integreren en waar christelijke en islamitische volken regelmatig met elkaar in botsing kwamen.

 

Lenin heeft ons geleerd dat er geen rechtlijnig pad naar de revolutie en dus ook naar een fundamenteel beter georganiseerde samenleving bestaat. In de tussentijdse verkiezing van 1928 in Antwerpen riep de Kommunistische Partij van België (KPB) onder leiding van oud-activist Jef Van Extergem via haar blad De Roode Vaan op om voor August Borms te stemmen. August Borms is altijd een overtuigde katholiek geweest en een typische exponent van de kleine burgerij in Vlaanderen. Borms heeft nooit sympathie gehad voor socialisme, laat staan voor communisme alhoewel hij tijdens de Eerste Wereldoorlog wel respect had leren opbrengen voor socialistisch geïnspireerde activisten. Het leidt geen twijfel dat de stemmen van de communisten naar Borms gegaan zijn en bijdroegen aan de grote verkiezingsoverwinning van Borms met 83.000 voorkeurstemmen. Een belgicistisch historicus als Bruno De Wever stelt dat “de mensen niet voor Borms gekozen hebben.” Dat is natuurlijk een zeer ambigue uitspraak. Zonder twijfel hebben de communisten in Antwerpen niet voor de figuur van de katholieke kleinburger Borms gestemd. Maar ze hebben wel gestemd op waar Borms voor stond: de destabilisering van het Belgische kapitalistische koninkrijk waar Vlamingen systematisch gediscrimineerd werden.

 

Bruno De Wever stelt in een bijdrage over Het Sienjaal in het theoretisch tijdschrift van de sp.a Sampol: “De Vlaamse Beweging stimuleerde een Vlaamse sub-natie in België. Op een moment dat België een vooruitstrevende liberale natiestaat was met grote vrijheden voor de burger. Daardoor ontstond er een conservatief anti-staats en anti-liberaal Vlaams nationalisme.” De Wever verwart “de burger” hier met leden van de burgerij want voor de arbeiders, boerenknechten en keuterboeren die de absolute meerderheid van de bevolking in het Vlaanderen van voor WOI uitmaakten, was er in het progressieve, liberale België slechts de vrijheid van werkloosheid, hongersnood, tyfusepidemieën, loting en klassenjustitie in het Frans. Het sociaal en later socialistisch flamingantisme van een Francis Bilen, Emile Moyson, Pol Verbauwen, Pol De Witte, Edmond Van Beveren, Cesar De Paepe, enz. ontstond als een natuurlijk proces op deze combinatie van sociale uitbuiting en nationale onderdrukking. In “Het Rode Vaderland” schetst historicus Maarten Van Ginderachter hoe in de 19e-eeuwse socialistische arbeidersbeweging socialisme en Vlaamsgezindheid hand in hand gingen. Hetzelfde gold nog sterker voor de daensistische beweging. Het is dus geen toeval dat boegbeelden uit deze twee bewegingen zoals Steven Prenau, Johan Lefèvre, Hector Plancqaert en Albert Van den Bruele in het Activisme en de Raad van Vlaanderen terecht kwamen.

 

Als diezelfde Bruno De Wever er de theoreticus van het nationalisme van “kleine naties” in het geïndustrialiseerde Europa, Miroslav Hroch, bijsleept om te stellen dat “Vlaanderen zijn natievormingsproces voltooid heeft” en “Een Vlaamse staat niet meer nodig is” dan slaat hij de bal mis. Want niet alleen de klassenverhoudingen in de staat (Vlaanderen versus België) zijn relevant maar evenzeer de klassenverhoudingen in de Vlaamse (sub-)natie zelf. Zoals de liberale franskiljonse burgerij uit Vlaanderen haar belangen in de 19e eeuw verankerd had in het Franstalige kapitalistische koninkrijk Belgique heeft een Vlaamse compradore-burgerij in de tweede helft van de 20e eeuw haar belangen verankerd in de (neo-)liberale EU en het geglobaliseerd kapitalisme. Zoals Miel Dullaert in Meervoud (december 2016) terecht schrijft: “De verkopers van het “Vlaamse voltooide natievormingsproces” schurken aan bij dezelfde club als diegenen die na de val van de Berlijnse Muur (1989) spraken over het einde van de geschiedenis en de intrede van een definitief wereldsysteem van liberalisme en kapitalisme. Vandaag zien we sinds de bankencrisis van 2008 hoe dat liberalisme op zijn grondvesten davert en de samenleving meesleurt. En hoe als reactie op dit kosmopolitisch wereldsysteem van graaiende en rovende elites en hun collaborateurs een nationalistisch reveil komt van de slachtoffers. […] Een Vlaamse onafhankelijkheidsbeweging van soevereiniteit en solidariteit? Het moet nog allemaal beginnen!” De antwoorden die Marx en Lenin gaven mogen verkeerd geweest zijn of anno 2017 voorbijgestreefd zijn, de analyses die ze maakten van en de vragen die ze stelden bij het kapitalisme en het imperialisme blijven pertinent. Zoals Hroch in zijn klassieker stelt: als nationalisme succesvol wil zijn moet het de nationale beweging zien als een middel om ook thema’s waar grote groepen in de natie door bewogen worden buiten het strikt nationale aan te pakken. De economische globalisering (de EU met haar CETA’s en TTIP’s), de werkende armen, de privatiseringen en verdergaande commercialisering in de sociale sector (denk aan de zieken- en bejaardenhuizen), de ouderen met een armoedepensioen, de migratiestromen en alle samenlevingsproblemen die ze met zich meebrengen: volgens Hrochs stelling ligt er een “boulevard” open voor de beweging waar onder meer Emile Moyson, Hector Plancqaert, Jef Van Extergem en Antoon Roosens voortrekkers van waren. Als de burgemeester van Antwerpen verkondigt dat er voor de havenstad een nieuwe Gouden Eeuw aankomt maar dat de heft van de bevolking daar geen voordeel zal van hebben dan is er meer dan ooit perspectief voor een linkse Vlaamse Beweging.