Ondanks de goednieuws-shows over een zogenaamd economisch herstel in Europa van de voorbije maanden, kunnen we in realiteit nog steeds van een crisis spreken. Indien men de financiële sector als referentie neemt, oogt de situatie inderdaad rooskleurig: de beurzen bereiken voortdurend recordhoogtes en de banksector is vandaag groter dan ooit. Het IMF presteerde het kort geleden lovend te spreken over de economische groei in het VK en dat was voor de conservatieven daar natuurlijk een reden om het besparingsbeleid goed te praten. Uiteraard zullen de politieke elites in Europa dat onderschrijven.
Maar is er wat aan, van dat goed nieuws? Het IMF zwijgt over het simpele feit dat de Britse ‚groei’ volledig gebaseerd is op het opblazen van een nieuwe vastgoedzeepbel, een die groter is dan ooit te voren. De (continentaal-) Europese economie `groeit` minder snel, dat wil zeggen: het opblazen van een economische zeepbel gaat trager, maar die groei is even goed gebaseerd op kortzichtig beleid, op besparen, privatiseren en liberaliseren voor de winstcijfers van multinationals (vooral die in de financiële sector). Wat een succesverhaal dat is, daar kunnen de Grieken over meespreken.
Het feitelijke failliet van het neoliberaal economisch beleid schijnt onze eigen politieke elite compleet te ontgaan: het nieuwe Vlaamse regeerakkoord gaat voort op het spoor van besparen-om-te-groeien. Wat het regeerakkoord niet vermeldt - noch de deelnemende partijen - is dat er vandaag überhaupt maar weinig ruimte meer is om op Vlaams niveau een economisch beleid te voeren dat niet in lijn ligt met de dictaten van de Europese Unie en andere supranationale organisaties zoals het IMF. Niet de minste kritiek valt te horen op de door ‚Europa’ opgelegde economische koers. En al zeker niet op het beleid dat de Europese Centrale Bank samen met de andere medeplichtigen van de ‚trojka’ voert. En wie daar toch kritiek op durft te geven, krijgt gewoonlijk als antwoord: ‚er is geen alternatief’, naar goede oude Thatcheraanse traditie. Dat is natuurlijk de grootste leugen van allemaal. Voor wie binnen de krijtlijnen van het neoliberalisme blijft denken (alle Vlaamse regeringspartijen dus) kan het inderdaad lijken alsof er geen alternatieven bestaan.
Al is zelfs dat niet helemaal waar. Er circuleren wel degelijk ook alternatieven ‚binnen het bestaande kader’, reformistische correcties op de vrije markt zeg maar (zoals in de traditie van de sociaal-democratie). Vreemd genoeg heeft ook sp.a die alternatieven al lang opgegeven; als oppositiepartij zullen de ‚socialisten’ de komende vijf jaar niet anders meer doen dan de excessen van het besparingsbeleid bekritiseren (een besparingsbeleid dat ze op Europees niveau wel hebben goedgekeurd). Nochtans heeft de sociaal-democratie, en de brede sociale beweging in het algemeen, wel een aantal interessante denkpistes ter beschikking.
Onder andere de Australische econoom Steve Keen lanceerde enkele jaren geleden het idee van een ‚bail-out voor het volk’ als antwoord op het monetaire beleid van de belangrijkste centrale banken in de wereld (die de drukpersen op volle snelheid lieten draaien om de failliete grote banken geld toe te schuiven). Om het simpel te stellen: in plaats van de banken te ‚redden’ met zogenaamde bailouts (en zo de staatsschuld nog groter te maken) zou die bailout beter rechtstreeks naar de bevolking gaan. Dat zou volgens verschillende formules kunnen gaan en het gegarandeerd basisinkomen is daar een van. De meest simpele formule zou er in bestaan dat ieder burger een eenmalige ‚bonus’ krijgt, een vast bedrag (van, bijvoorbeeld, 10 000 euro), met als enige voorwaarde dat wie schulden heeft, dat geld gebruikt om die schulden af te betalen. daarbij wint iedereen: mensen met schulden zien hun schuldenlast verminderd, mensen zonder schulden krijgen een bonus die de eventuele inflatie veroorzaakt door de operatie compenseert. Ieders koopkracht stijgt daarbij, wat goed is voor de economie (tenminste binnen het bestaande economisch kader waar groei een conditio sine qua non is). Het basisinkomen is een variant hiervan, een permanente ‚bail-out’. Een punt van kritiek op deze formule is evenwel het nivellerende karakter ervan: moet dit net als de progressieve belastingschijven evenredig met het inkomen (en de schuldenlast) zijn? Voor de armere lagen van de bevolking en voor de grootste schuldenaars een grotere ‚bail-out’?
Natuurlijk lost deze collectieve, publieke schuldvereffening de fundamentele oorzaak van die schulden niet op: de (exponentiële) groei van de schuldenberg zit immers ingebakken in het huidige monetaire systeem waarbij de creatie van geld in handen is van de private banken met hun centrale organen (centrale banken zijn in tegenstelling tot hoe ze voorgesteld worden geen openbare instellingen maar commerciële bedrijven met een monopolierecht!). Een echte breuk met dit systeem veronderstelt het afschaffen van deze centrale banken en de uitgifte van geld onder publieke, democratische controle te brengen. Dat betekent per definitie het opdoeken van de euro, om te beginnen. Daarnaast moet ook de banksector in zijn geheel drastisch hervormd worden, zeg maar gesocialiseerd: banken moeten dienen als publieke dienstverlening voor het beheren van financiële transacties enerzijds en het vormen van investeringsfondsen anderzijds en niet meer dan dat. Maar dat is, naar de huidige politieke normen, een enorme revolutie. Een bail-out voor het volk zou vandaag echter al voluit kunnen gepromoot worden door de brede linkse, sociale en Vlaamse bewegingen, om op redelijk korte termijn de excessieve gevolgen van het neoliberale beleid aan te pakken. Het zou meteen het Thatcheraans dogma dat er geen alternatief is ontkrachten: zelfs binnen het bestaande politieke model is dit in principe mogelijk.
Eigenlijk kunnen zij die beweren dat er geen alternatief is voor het neoliberale beleid van vandaag gemakkelijk van weerwoord bediend worden. Het neoliberale beleid moet namelijk verdwijnen, net op dat vlak, is er geen alternatief’.